vrijdag 30 maart 2012

Shared space en archieven

Gisteren ontdekte ik via de stadsblogger van Tilburg het werk van Hans Monderman (1945-2008). Tijdens zijn arbeidzaam leven als verkeerskundige ontdekte hij dat regels de veiligheid niet bevorderen. Wie kent niet de voorbeelden van verkeerssituaties waar door een overkill aan verkeersattributen (borden, wegteksten en -tekens, verkeerslichten etc.) de situatie ondoorzichtig is geworden en bovendien al die signalen een schijn van veiligheid wekken die niet werkelijk bestaat.

Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat de menselijke interactie de beste methode is om veiligheid in het verkeer te waarborgen. Door de schijnveiligheid weg te nemen, bv een kruising zonder verkeerslichten en borden, gaan mensen veel alerter met de situatie om en dat heeft twee effecten: de verkeersafhandeling verloopt soepeler en er gebeuren minder ongelukken.

Ik zag een film in 10 delen van hem waarin hij in het Engels een presentatie gaf over zijn denkbeelden. Wat is het toch verfrissend als mensen echt out of the box kunnen en durven denken. Zijn gedachte is inmiddels gemeengoed geworden in vele landen en bij veel verkeerskundigen en dat verklaart mede de sterke uitbreiding van rotondes ten koste van de klassieke kruising. Overigens was Monderman geen voorstander van rotondes. Hij wilde liever een vrije kruising waar de omgevingsinvloeden zichtbaar zijn die het rijgedrag van de verkeersgebruiker beïnvloeden. Hoe simpel kan het zijn!

In feite kun je de verkeersgebruiker manipuleren door de ruimte zo in te richten dat ieder weldenkend mens ziet dat de snelheid gematigd moet worden en oplettendheid geboden is. Waar de theorieën van Monderman zijn toegepast leverde het altijd het gewenste resultaat op. In plaats van voor elke klacht of opmerking of vraag van het publiek een nieuw bord te plaatsen, zorgde hij er voor dat de ruimte weer van de gebruikers werd. En die gebruikers zijn heel goed in staat om zelf te zorgen dat alle verkeer zonder brokken doorgaat. Knap staaltje denkwerk.

Heel overtuigend vond ik zijn voorbeeld over een woonerf waar normaal het bord 30 km staat. Hij betoogde dat in zo´n woonerf de gewenste snelheid op elke moment kan variëren. Van 20 tot soms 45 km. Als je maar kunt zien wat er gebeurt, als zichtbaar is dat er kinderen spelen is 30 teveel, als er niemand te zien is kan 40 km makkelijk. Zonder borden vertalen de meeste mensen de situatie naar een geschikte snelheid.
Een mooi voorbeeld uit Spanje:

De link leidt naar een presentatie van Hans Monderman waarin hij uitlegt hoe hij bij zijn overtuiging is gekomen.

Ongetwijfeld zijn er zwartdenkers die het gaan hebben over de recidivistische hardrijders die nergens rekening mee houden. Dat soort mensen laat zich in het algemeen ook door borden niet beperken. De rest van de mensen geef je meer vrijheid, meer verantwoordelijkheid.
Zijn principe kreeg de term shared space mee. Gedeelde ruimte dus. Waar de menselijke maat en menselijke interactie de regels bepalen. Door oogcontact te maken ontstaat de menselijke interactie die in veruit de meeste gevallen tot een goede oplossing leidt. Interessante visie!

Het principe van shared space kun je ook moeiteloos loslaten op archiefdiensten. De huishoudelijke reglementen staan vol met totaal overbodige teksten. Regionaal Archief Tilburg maakt zich daar overigens net zo schuldig aan. Zo lees je daarin o.a.: U mag [archiefstukken] dus niet beschrijven, vouwen, kreuken of op een andere manier beschadigen. Welke bezoeker zou denken dat dat wel mocht? Door dat soort regels op te schrijven maak je de zaken er niet altijd beter en duidelijker op. Bovendien onderschat je de intelligentie en het fatsoen van je bezoekers.
Bij archieven zijn we ook sterk in het beperken van toegankelijkheid. Inloggen, aanmelden, registreren, reglementen. Er zijn archiefdiensten die het registreren van bezoekers al achterwege laten zonder noemenswaardige problemen.



Wat als we onze studiezalen eens gingen bekijken op de manier waarop Monderman naar het verkeer keek. De studiezaal als shared space. Geen borden en wegwijzers. Een inrichting die duidelijk maakt waar je wat kunt doen, wat wel en niet mag of kan. Er ontstaan dan ongetwijfeld vragen. Dat levert een prima natuurlijk contactmoment op voor de bezoeker met andere bezoekers of de studiezaalmedewerker. Dan gaan bezoekers vragen waar stukken staan, waar je de microfiches kunt vinden of wat dan ook. Als op de tafels bakjes met potloden zet hoef je misschien niet meer te communiceren dat er niet met de pen mag worden geschreven. En als mensen het niet meteen snappen kun je daar een gesprek mee aangaan, contact leggen, uitleggen en toelichten. Menselijke interactie die leidt tot verbinding leggen in plaats van een wijzende vinger naar een bordje of kast verderop. Eens kijken of we daar verder mee komen als we onze publieksruimten opnieuw gaan inrichten.

zondag 25 maart 2012

Pinterest

Onlangs ben ik actief geworden op pinterest.com. Een collega wees me erop en nodigde me uit. Dat is nodig omdat je (nog) niet zelfstandig lid kunt worden. Pinterest is een social network waar je plaatjes kunt vastleggen. Het werkt een beetje zoals Delicious. Je "pint" afbeeldingen op een soort digitaal whiteboard. Je kunt verschillende thematische boards aanmaken om wat ordening in je afbeeldingen aan te brengen.

Voordat ik pinterest gebruikte en ik kwam een mooi of interessant plaatje tegen waarvan ik dacht dat het me nog ooit van pas zou komen voor b.v een presentatie, downloade ik dat naar mijn harde schijf. Handig, maar soms ook nutteloos als ik het toch niet ging gebruiken. Nu vergaar ik digitaal plaatjes o.a. voor mogelijk gebruik in presentaties of mijn weblog. Er is een addon voor in de browser die dat dodelijk eenvoudig maakt. Best handig!

Alexander Klöpping blogde er over, evenals Erfgoed 2.0 die meteen toepassingen zag in de museale wereld. Bibliotheek Enschede is aan het experimenteren. Archieven kunnen er vast ook wat mee als je je beeldbank openstelt voor dit soort van social mediasites. Door het in blokjes opbouwen van de beelden (in zgn. tiles) zoals nu nog gebeurt in een op Flash of Java gebouwde interface, herkent Pinterest de afbeelding niet als een afbeelding. Het zou een nieuwe manier van crowdsourcen van afbeeldingen kunnen zijn. Een onderzoek waardig. Zeker als je het artikel op Frankwatching leest over het bezoek dat door pinterest gegenereerd kan worden. It's all about your search ranking stupid!

Pinterest houdt keurig bij waar je de foto "gepinned" hebt. Netjes een bronvermelding, dat had ik niet in mijn eigen systeem. Dat zal ongetwijfeld ook betekenen dat als iemand ergens van een website een foto verwijderd of een hele website, weblog of dienst er mee uitscheidt, de foto's van de boards verdwijnen. Dat kan een nadeel zijn op langere termijn.

Pinterest schijnt vooral door vrouwen gebruikt te worden. Daar zal vast een goed pyschologisch verhaal van te maken zijn, waarom dat zo is. De in mijn vorige blog getoonde afbeelding van Arthur Ashes quote "pinde" ik gisteren en leverde mij ondertussen 10 "likes" en 79 "repins" op. And counting. Repins zijn pins van anderen die mijn afbeelding opnieuw "pinnen". Opvallend is daarbij dat het bijna uitsluitend vrouwen zijn die "repinned" hebben.

Omdat het een sociaal netwerk is kom je ook op de boards van anderen terecht en kunt daar grasduinen in hun keuzes. Dat leidt weer tot andere boards en heel veel prachtige foto's over allerlei onderwerpen. Tijdrovend, dat wel, maar telkens ontdek ik toch weer een foto die me aanspreekt om wat voor reden dan ook. Voorheen ging ik altijd in Google of Flickr op zoek naar illustraties, maar daar is nu Pinterest bijgekomen. Als je bovendien slim de boards van sommige andere Pinterestadepten volgt, houden die ook een thema bij waar je lekker van kunt profiteren. Heerlijk surfen door selecties van plaatjes van anderen.

Pinnen heeft voor mij een tweede betekenis gekregen.

zaterdag 24 maart 2012

Inspiratie

Surfen doe ik niet extreem veel, maar soms klik je vrolijk door de digitale werkelijkheid en kom je leuke, mooie en ontroerende dingen tegen. Dit plaatje was er zo een. Arthur Ashe, een tennisser uit vroeger jaren, zwart en goed, heeft deze uitspraak blijkbaar ooit gebezigd.

Gezien zijn succesvolle sportieve leven met zijn zwarte achtergrond in de jaren 60 in de Verenigde Staten zal hij dit motto ongetwijfeld het zijne hebben gemaakt. Hij heeft zich bewezen als zwarte sporter in een tijd waarin dat nog helemaal niet zo vanzelfsprekend was. Ik zag onlangs een item over de honkballer Jackie Robinson die de blanke hegemonie doorbrak in het honkbal. Ashe deed dat in het tennis.

Ook al leven wij in een andere tijd en andere wereld hier in West-Europa, deze basale houding, want dat is deze trits natuurlijk, blijft belangrijk. Nog steeds gaan teveel mensen uit van de buitenkant, de vorm, de toon, en laten zich beperken door allerlei praktische dan wel theoretisch hindernissen. Stug volhouden. Dat levert resultaat op. Ook als het betekent dat iets niet werkt. Geen vuistdikke notities en uitputtende rekensommen. Handen uit de mouwen en bouwen, struikelen, kruipen, vallen, opstaan. Nike pakte het iets compacter samen: Just do it.

Ik vind het inspirerende woorden.

zaterdag 17 maart 2012

Sporen verbinden

Vandaag heb ik wat rondgelezen op het weblog www.mijnspoorzone.nl. Voor wie er niet mee bekend is: de Spoorzone ligt in het decentraal hart van Tilburg en moet invulling krijgen. Door het vertrek van de hoofdwerkplaats van de NedTrain (voorheen de NS) naar een nieuwe lokatie is er een groot gebied vrij gekomen dat opnieuw invulling moet krijgen. De grote denkers van Tilburg laten daar in het weblog hun gedachten over gaan. Dat is mooi en het kan geen kwaad om verschillende invalshoeken er op los te laten.

Ik heb niet alles gelezen maar ik wil er ook wel eens een gedachte op loslaten.

Alweer jaren geleden sprak ik met iemand die mij overtuigde van het feit dat afbraak in een stad bittere noodzaak is. De dynamiek van een stad bestaat nu juist voor een groot deel uit vernieuwing en niet uit het eindeloos vasthouden van wat niet meer voldoet of afgeschreven is. Moet dan alles maar onder de slopershamer verdwijnen? Nee, natuurlijk niet. Je kunt denken aan plattegronden, wegen en paden, die structuur vasthouden. In het geval van de Spoorzone wordt nu erg gefocused op het industrieel complex dat daar heeft gestaan. Alsof dat er altijd heeft gestaan. Niet dus. Er is ook nog een tijd voor het spoor. En zo gek lang geleden is dat niet. Tilburg kreeg in 1863 een station en verbinding via het ijzeren paard met Breda. De lijn werd later doorgetrokken in oostelijke richting.
De Spoorzone was voor 1863 een akkergebied. De Tilburger voedde zich met de opbrengsten van dit land. Het was ongetwijfeld hard werken, en het zat vast niet altijd mee, maar het leverde wat op. Basale levensbehoeften: voedsel.

In 1868 kwam er een werkplaats naast het station te liggen waar ruim een eeuw lang reparaties aan rijtuigen en locomotieven zijn uitgevoerd.

Teruggrijpen naar de werkplaats van de spoorwegen is dus eigenlijk al een beperking van het blikveld. Voor die tijd was het gebied een centraal akkercomplex in Tilburg. Open dus. Een park zou ook tot de mogelijkheden kunnen behoren om invulling aan het terrein te geven. Helaas levert dat geen geld op en daarmee is het waarschijnlijk geen serieuze optie. Maar de open functie heeft het gebied voor 1863 gehad tot ver voor het begin van onze jaartelling. En ruimte is nou juist iets waar we erg veel behoefte aan hebben. Grote parken in de stad, waterpartijen, kunnen een belangrijke verbindende rol spelen in een stad. Als je daarvoor zou kiezen moet je wel afstand nemen van het bewaren van (een deel van) de gebouwen. En van de structuur die er nu is. Ik heb hiervoor betoogd dat een stad dat lef moet hebben. Niet van dat kinderachtige maar eens echt iets anders doen. Dat vereist durf. Van ondernemers en bestuurders.

Toch is er een "gebouw" dat bewaard zou moeten blijven op het complex. Dat is de draaischijf. De draaischijf In Tilburg was de enige die de NS nog in gebruik had in heel Nederland. De draaischijf kan ook mooi ingepast worden in de symboliek van deze plek.
De Spoorzone ligt zoals gezegd in het decentrale hart van Tilburg. De draaischijf is gemaakt om verschillende sporen met elkaar te verbinden. Verbinden is het allerbelangrijkste in het leven van ieder mens en ook van een gemeenschap. Verbinden is niet altijd makkelijk, gaat ook niet altijd vanzelf en soms heb je daarvoor hulp nodig. Zoals een draaischijf. De Tilburgse draaischijf verbindt in totaal een stuk of 12 sporen met elkaar.
Het zou toch heel mooi zijn als de creatieve geesten in plaats van verhalen vertellen en gebouwen behouden op zoek gingen naar mogelijkheden om dat gebied verbindingen te laten leggen. In de stad zorgde het spoor voor de komst van het hoogspoor in de jaren 60 van de 20ste eeuw, voor verdeeldheid, deling, letterlijk, maar van de andere kant zorgt het spoor voor verbinding met andere plaatsen.
Maak daarbij ook een link met de digitale werkelijkheid van nu en de toekomst en je kunt er een knooppunt maken van digitale toegankelijkheid, digitale sporen, digitale verbindingen. Dat kan ook in relatie tot leisure. Theater? Concerten? Kunst? Film? Festivals? Het kan allemaal in de open ruimte.

3737 RB Tilburg
Dus plannenmakers en bestuurders: bewaar de draaischijf en maak van het hele gebied een draaischijf die de stad sterker maakt, de stedelingen bindt en iedereen die er maar wil komen of er weg wil gaan. Geef het een functie (groen!) die hard nodig is, niet puur economische doelen dient en kies er voor om af te wijken. Maak er ook een gedurfde digitale plek van.

Sporen verbinden. Daar moet toch iets prachtigs en hemelbestormends van te maken zijn!

woensdag 14 maart 2012

Print is dood

Vanmorgen stapte ik in mijn auto om naar mijn werk te rijden. De radio gaat vanzelf aan en Radio 1 meldde dat de Encyclopaedia Brittanica niet meer in druk verschijnt. De editie van 2010 is de laatste die verkocht wordt.
In de eerste presentaties die ik gaf (samen of tenminste in samenwerking met Christian van der Ven) over Web 2.0 en Archief 2.0 was de Encyclopaedia Brittanica hét voorbeeld van een verouderd middel om informatie over te brengen. Altijd in vergelijking met het superieure Wikipedia. Vandaar dat dit bericht mij triggerde.

Terwijl ik op mijn werkplek op zoek ga naar wat meer online informatie over dit nieuwsbericht kom ik achtereenvolgens berichten tegen dat de Wegener groep minder inkomsten voorspelt door dalende advertentieinkomsten en de Telegraafgroep behoorlijk verlies heeft geleden. De laatste maakte meer winst op hun internetactiviteiten maar dat was niet voldoende.

Natuurlijk is het crisis. Dat zegt iedereen en je hoort en ziet het ook wel om je heen. De crisis versterkt mogelijk de teloorgang van de gedrukte media. Maar volgens mij is het in de gedrukte media al heel lang crisis, los van euro, banken en Griekenland.

De boek- en dagbladsector denkt dat ze anders zijn dan de muzieksector. Daggut nie. Meebewegen, innoveren en een omslag bewerkstelligen. Met de mantra dat mensen altijd boeken, tijdschriften en kranten zullen blijven kopen "want ze willen iets in hun handen houden" kom je er echt niet. Dat is mooi om jezelf in yoganeske sferen te brengen, maar dat heeft met de werkelijkheid weinig te maken. Wake up and act!
Er komt nu zelfs een digitale bibliotheek e-books! Voor alle leden van bibliotheken in Nederland! Geweldig initiatief. Dan hoeft niet elke bibliotheek zelf daar actief in te zijn en kunnen ze verder terugschalen en zich concentreren op waar ze goed in zijn.

Digitaal en online dat is de toekomst. Het klinkt me als muziek in de oren.

zondag 11 maart 2012

Tante Regine en de liefde

Mijn tante Regine is ongetrouwd gebleven. Ik weet niet of iemand ooit aan haar heeft gevraagd waarom en of die persoon ook een eerlijk antwoord heeft gekregen.
De overlevering zegt dat mijn grootouders erg rooms waren. Hun oudste zoon werd priester en missionaris. Van de vier dochters bleven er drie ongetrouwd. Hoe is dat zo gekomen? Van twee is bekend dat ze in ieder geval een man in hun leven hebben gehad. Werden de dochters kort gehouden? Geen idee. Ik weet wel dat de drie ongehuwde zussen alledrie in hun jonge jaren op een kostschool zijn geplaatst in Geffen. Het huishouden van mijn grootouders was druk. Ze hadden een slagerij, zelf gebouwd én gefinancierd. Dat bracht een heleboel verplichtingen met zich mee, dus het draaiend houden van de winkel stond boven aan de prioriteitenlijst. Een grote kinderschare in huis was daarbij niet handig. Daarom zijn de dochters, maar ook de zoons, op kostschool geplaatst. Dat heeft mogelijk ook met de keuze voor een goede, stichtelijke opleiding te maken, maar het had zeker ook een praktische reden.

Tante Regine had in ieder geval een liefje. Zijn naam was Wim Hovers. Hij was haar achterneef. Hoe ze elkaar hebben leren kennen is mij niet bekend. In haar nalatenschap zaten diverse foto's van haar samen met Wim. Ze had ook een zondags misboek van hem gekregen op Sinterklaas 1929. Een halfjaar later kreeg ze tuberculose en begon haar tocht langs sanatoria in de strijd tegen deze ernstige ziekte. Het zal ongetwijfeld gevolgen hebben gehad voor hun relatie en vriendschap. Vanwege het besmettingsgevaar was persoonlijk contact, laat staan intiem contact, onmogelijk. Het verblijf in de verschillende klinieken maakte het waarschijnlijk nog moeilijker. Deze liefdesgeschiedenis liep tragisch af. Wim Hovers was ook ziek, waarschijnlijk leed hij ook aan tuberculose. Hij overleed op 12 december 1932. Mijn tante Regine verbleef op dat moment voor het eerst in Dekkerswald. Dat moet een enorme impact hebben gehad. Was deze man de liefde van haar leven en heeft zijn overlijden haar weerhouden van een nieuwe relatie?

Tante Regine heeft haar verdere leven in goede gezondheid geleid. Natuurlijk had ze haar klachten, zeker op oudere leeftijd. Op een gegeven moment was zelfstandig wonen, de zus waarmee ze samenwoonde overleed in 1989, niet meer verantwoord. Ze verhuisde van Residence De Noordhoek naar woonzorgcentrum Venloene in Loon op Zand. Daar sleet ze haar laatste levensjaren.
Een nicht van mij was op een dag bij tante Regine op bezoek. Ze had haar pols gebroken en kon niet alleen blijven. Tijdens dat bezoek bekeken ze ter afleiding samen oude foto's. De geestelijke toestand van tante Regine was niet meer goed en in die toestand verliezen mensen vaak remmingen die ze hun hele leven onder controle hebben gehad. Bij het bekijken van de foto's van Dekkerswald ontviel tante Regine een onverwachte felle uitbarsting. Iets wat helemaal niet bij haar paste. "Denkte da ik dè altij zo leuk gevonden heb, en dè de mensen altè zeeje:"Wè hedde gij naauw meegemakt. Wè witte gij daar naauw toch van? Ik haj 't ok liever anders gewild." Mijn nicht vroeg voorzichtig door en toen kwam de aap uit de mouw. Wim Hovers overleed tijdens haar verblijf in Dekkerswald en niemand had de moeite genomen om haar dat te vertellen. Vanwege het strenge regime was contact met de buitenwereld niet eenvoudig. Maar bezoek was toegestaan en ik neem aan dat corresponderen geen probleem was. Desondanks hoorde ze pas veel later van zijn overlijden.

Een schokkend verhaal.

Het zegt veel over de sociale interactie in het gezin, tussen ouders en kinderen maar ook tussen kinderen onderling, en over de geslotenheid en het uitsluiten van emoties. Iets wat overigens niet uitsluitend in mijn familie voorkwam. Het zal haar ongetwijfeld getekend hebben. Heeft ze vertrouwen verloren en durfde ze geen relatie meer aan te gaan? Heeft ze zich bij dit lot neergelegd en is ze overgegaan naar een staat van berusting? Ze klaagde niet makkelijk.
Het is zonder twijfel een ernstig traumatische ervaring geweest om een geliefde te verliezen op die leeftijd, in die situatie en op die manier. Je wenst het niemand toe.


[fotograaf Ruud de Brouwer]

donderdag 8 maart 2012

Tante Regine en tuberculose (tbc)

Regine de Brouwer is geboren in 1907. Zij was het eerste kind in het gezin van mijn grootouders. Ik weet heel weinig van haar jeugd. Ze vertelde me wel een keer over Anthony Kok de dichter/schrijver die een tijdlang in haar ouderlijk huis op kamers heeft gewoond. Of ze regelmatig contact hadden weet ik niet. Ik vraag me ook af of mijn grootouders daar prijs op stelden.

Regine zal ongetwijfeld de lagere parochieschool en de MULO aan de Oude Dijk hebben bezocht. Wat ze aansluitend heeft gedaan is mij niet bekend. In 1930 kwam vast te staan dat ze ziek was en aan tuberculose leed. Heden ten dage is tuberculose een ziekte die nog nauwelijks slachtoffers maakt, maar in de jaren 30 van de 20ste eeuw stierven er jaarlijks enkele duizenden Nederlanders aan deze ziekte. Na het ontdekken van de tuberkelbacil in 1882 ontstond meer duidelijkheid over de ziekte en de bestrijding daarvan. Vanwege de besmettelijkheid kwamen er sanatoria, ook in Nederland.

Tante Regine heeft op enig moment, in ieder geval naderhand, in een klein schriftje opgeschreven welke behandelingen ze heeft ondergaan. Na de vaststelling dat ze aan tuberculose leed is ze bijna meteen naar het Sint Odagesticht gegaan in Sint Oedenrode. Ze verbleef daar van 9 juli 1930 tot 30 december 1930. Waarschijnlijk heeft dat enige verlichting gebracht want ze blijft dan thuis tot 17 september 1931 als ze naar Riel gaat. Ze heeft niet genoteerd waar ze daar is geweest. Op 23 maart 1932 komt ze terug uit Riel en gaat dan op 12 april 1932 naar Dekkerswald in Groesbeek.

Het was overigens niet goedkoop, een verblijf in Dekkerswald. De dagprijs voor de 3de klas bedroeg 3 gulden en voor de 1ste klas A 8 gulden. Daar kwamen soms nog extra kosten bij voor bv. röntgenopname, thermometer of bijzondere medicijnen.
Een belangrijk onderdeel van het genezingsproces werd gezocht in de trits; rust, reinheid en regelmaat. In de nalatenschap van tante Regine zitten nog reglementen van Dekkerswald en roosters met de dagindeling. Op het terrein waren huisjes waar de patienten buiten konden liggen, zomer en winter, om het maximum aan schone zuivere frisse lucht binnen te krijgen. Naar goed katholiek gebruik lagen de mannen en vrouwen natuurlijk strikt gescheiden in aparte afdelingen. In een "alfabet" dat ik vond wordt daar op passende wijze de draak mee gestoken:
I is het isolement dat bestaat tusschen dames en heeren.
J is de jool die ze toch niet kunnen keeren.



Tijdens haar verblijf in Dekkerswald is zij geopereerd op 23 maart 1933. Het betrof volgens haar aantekening een "knip". Ik heb geen idee wat die operatie behelsde. Mogelijk het weghalen van een geïnfecteerd deel van haar long(en). Van juni tot 26 oktober 1933 onderging ze een dorstkuur. Dat bleek heel effectief bij infecties aan de longen die bv. extra veel of stinkend slijm opleverde. Tegelijkertijd onderging ze ook een duotalkuur waarover ik online geen informatie kon vinden.
In september van 1933 begonnen de tuberculine-injecties die duurden tot 11 mei 1934. Als klap op de vuurpijl werd er bij haar op 11 november 1933 een pneu aangelegd. Ik begrijp niet precies wat dat doet, maar het is een kunstmatig veroorzaakte klaplong die het gebruik van de long zowat stil legt waardoor de aangetaste long beter kan genezen aangezien die niet meer of nauwelijks voor ademhaling gebruikt kan worden. Het is een nogal heftige ingreep. De pneu (de vergelijking met een fiets- of autoband is helemaal niet zo gek) liep leeg en moest herhaaldelijk, na 3 of 4 weken, weer op spanning worden gebracht. Vanaf 19 februari 1934 mocht ze een kwartier wandelen. Tot die tijd was rust heilig.
Toen tante Regine op 14 mei 1934 weer thuis was uit Dekkerswald bleef de pneu nog in functie tot september van dat jaar. Er was nog geen sprake van genezing. Er was geen gevaar voor besmetting meer, maar toch. Tante Regine kreeg een briefje mee van de geneesheer-directeur dr. A.J. Henneman waarin de behandeling en ook haar dagindeling werd beschreven. Ze moest eigen eetgerei houden, de was apart houden en niet op de mond zoenen. Ze mocht in geen geval afvallen.

Zoals ik al eerder zei was genezing bijna niet mogelijk. Medicijnen waren er nog niet. Op 19 juni 1936 vertrok tante Regine opnieuw naar Dekkerswald. Haar verblijf daar was nu iets korter en op 7 maart 1938 keerde ze weer naar Tilburg terug. Ze kreeg tijdens dit verblijf opnieuw een pneu die op 9 maart 1937 werd aangelegd en die in functie is gebleven tot eind 1946. Aanvankelijk ging ze voor het bijvullen van de pneu terug naar Dekkerswald waar geneesheer-directeur Henneman dat klusje klaarde. Vanaf juni 1940 tot aan het eind in 1946 deed dr. Hopmans dat op het consultatiebureau in Tilburg. Dat scheelde in ieder geval een forse reis.
Op 12 november 1936 ontving ze goudinjecties, een geneeswijze die nog steeds in zwang is voor reumapatienten. Tijdens haar tweede verblijf mocht ze niet wandelen op Dekkerswald. Rust bleef een van de belangrijkste "medicijnen".

In hoeverre deze episode invloed gehad heeft op haar ontwikkeling als mens is niet goed in te schatten. Met een zus (Toos) die jong weduwe werd met vijf kinderen en een schoonzus (Bets) die hetzelfde overkwam na het overlijden van Toon de Brouwer, was het oppassen en bezoeken van deze gezinnen in de weekends een vanzelfsprekend ritueel. De kinderen uit die gezinnen hebben dan ook veel meer en intensere herinneringen aan mijn tantes dan ik. Van een nicht die de tantes veel vaker zag weet ik dat tante Regine als oppas betekende: rust en spelletjes aan tafel. Mogelijk een gevolg van de jarenlange discipline die in Dekkerswald werd gevraagd.

Hoe dan ook tante Regine heeft na 1946 nog 55 jaar gezond geleefd.

Meer over de geschiedenis van tuberculose in Nederland

Als toegift wat versjes die tante Regine de moeite van het bewaren waard vond. Ze gaan over het verblijf in Dekkerswald en ze bevatten heel wat ironie maar ook humor over de gang van zaken. Niet verbazingwekkend natuurlijk met die jonge meiden (en jongens) daar.

Alfabet 1 (ongedateerd)

A is de aankomst op "Dekkerswald" oord.
B is Bertus die bij de radio hoort.
C is de chance die je kunt hebben met de heeren.
D is den Direc. die zijn kracht op de longen moet probeeren.
E is het eten dat je naar binnen moet proppen.
F zijn de falie vouwsters* waarin sommige nonnen zich ontpoppen.
G is de gezondheid die je hier moet herkrijgen.
H is de hal waar je in ligt te hijgen.
I is het isolement dat bestaat tusschen dames en heeren.
J is de jool die ze toch niet kunnen keeren.
K is het kwispelen dat je hier niet kunt laten.
L zijn de lichte bezigheden die bestaan meest in praten.
M is de meter die oploopt en daalt.
N is de nachtkast waar je het noodige uithaalt.
O is het onderzoek, met ongeduld verwacht.
P is de post door Sebastientje rond gebracht.
Q is de kwaliteit van je longen door den Direc. geschat.
R is het reglement en dat is heusch niet voor de kat.
S is de stoel waar je je rug op kapot kuurt.
T is de temp. die je soms in de war stuurt.
U is de uitslag die je de laatste dag ontvangt.
V is het vertrek waar naar ieder verlangt.
W is het wandelen waar je dikwijls voor moet boeten.
X is de grote onbekende die sommige hier ontmoeten.
Y is de ijver waarmede men kuurt.
Z is de Zondag die dubbel lang duurt.

* falievouwen is geveinsd handelen.


Alfabet 2 (19 december 1937)

A is de auto, die brengt ons hier binnen.
B is de bedkuur, waarmee we beginnen.
C is de controle, die gaat over de lectuur.
D is de dokter, die schat hier de kuur.
E is de eetlust, die iedereen mist.
F is de foto, die alles beslist.
G is het gewicht, dat een ieder moet bereiken.
H is het hoofd, dat in het kussen moet prijken.
I is de instorting, die iedereen moet mijden.
J is de jeugd, die hier ligt te lijden.
K is de koude, die niet is te harden.
L zijn de longen, die liggen aan flarden.
M is de moed, die men niet moet verliezen.
N zijn de nieuwe, die liggen te kniezen.
O is de orde, die zeker moet zijn.
P zijn de prikken, die doen wel eens pijn.
Q is de qualiteit van het bloed.
R is de rectaaltemp, die laag zijn moet.
S is de stoel, die een ieder begeert.
T is de Tandarts, die kiezen plombeert.
U is het uur, waarop men gaat slapen.
V is de verveling, waarvan men gaat gapen.
W is de werkplaats, daar werkt men met ijzer.
X is de datum, een onbekend cijfer.
IJ is het een woord, dat niet is te verstolken.
Z is de zon, die schijnt achter de wolken.


Een lied op de wijs van "in een blauw geruite kiel".

Bij het maandelijks onderzoek
Zit je trillend in een hoek
Voor Doktertje of Directeur
Want de knip of de pneu
Jongens, dat valt heusch niet mee
o nee, o nee, o nee


Tot slot een gedicht over de relatie met de doktoren.

's Morgens vroeg om kwart na negen
Vrijdags en ook Dinsdags na het wegen
Gaan Dr. Littooy en de Directeur
Op ochtendvisite, deur aan deur.
Goeden morgen Dames, en hoe gaat het hier?
Naar omstandigheden redelijk wel ja?
En hij ziet de lijsten na.
Alsjeblieft zeg, en met groot plezier
Bekijkt den Direc. dan het papier.
't Resultaat van iederen dag
Als je op "Dekkerswald" kuren mag.
1 Kilo er bij of 6 ons weg
Nee maar, dat is schitterend zeg.
Gaat 't goed ja, niets bizonders nee?
Zoo bespreekt bij dan het wel en wee.
Geen wereldschokkende gebeurtenissen in 't land
Of lees je soms niet in de krant?
De mogelijkheid is niet uitgesloten dat bij 't onderzoeken
We gunstige resultaten kunnen boeken.
Ik zou zoo zeggen ................ ga zoo maar voort
En de baas doet net of hij niet hoort
't Gevraag, 't gekerm, ja iedere keer
Om 't vrije uur, wandelen en zoo meer.
Afgesproken ja, en met de handen over elkaar
Maakt hij met z'n hoofd een resoluut gebaar,
Dag hoor ...... een knik ...... een paar groote stappen
Weg ................... om een ander weer wat op te knappen.

woensdag 7 maart 2012

Bijzondere wending

Vandaag was ik op bezoek in Geertruidenberg. Dat was bij een uitstapje met de projectgroep en deelnemers aan de pilot van het charterbankproject. De pilot behelsde het scannen en transcriberen van charters van Geertruidenberg en Raamsdonk. Vandaar de keuze.

Opmerkelijke observatie als je op de markt staat. Aan de ene kant het vertrouwde beeld van een kerk met kerktoren omringd door gebouwen op leeftijd.
CIMG6255
Als je dan 180 graden omdraait kijk je tegen de gigantische koeltoren aan van de Amercentrale. Mooi geval van horizonvervuiling en een omgekeerd anachronisme als je er even bij stilstaat.
CIMG6253
En zo valt je oog af en toe bijzondere situaties. Waarvan blogpost.

zondag 4 maart 2012

Nogmaals mijn tantes van vaderszijde

Dit wordt een fotopost. Vandaag kwam ik nog een foto tegen van de vier zussen, maar nu vele jaren later in 1968. Je ziet er de extra jaren wel aan af, maar dat mag ook. Even op een rijtje zetten over wie het gaat: Regina Mathea Augusta Antonia (Regine) de Brouwer, geboren te Tilburg op 21 januari 1907, ongehuwd overleden te Loon op Zand op 15 juni 2001, Maria Catharina Elisabeth Cornelia (Riet) de Brouwer, geboren te Tilburg op 4 april 1909, ongehuwd overleden aldaar op 11 september 1989, Josephina Hinrica Catharina (Fien) de Brouwer, geboren te Tilburg op 3 april 1911, ongehuwd overleden te Waalwijk op 4 maart 2004 en Catharina Regina Cornelia (Toos) de Brouwer, geboren te Tilburg op 25 juli 1915, overleden te 's-Hertogenbosch op 16 december 1997, weduwe van Henk Willemse.


De drie zussen hebben een paar fraaie foto's laten maken, eentje is zonder Regine die toen waarschijnlijk niet thuis woonde. Hier zijn de dochters ook nog vrij jong.



Onderstaande foto vind ik heel bijzonder. Ik ken mijn tantes van toen ze al relatief oud waren, namelijk een eind in de 50. Op deze foto staan drie vrouwen die op de een of andere manier stralen. Goed werk van de fotograaf!


Er is nog een foto uit die serie met hun ouders erbij. Alle vijf lachen ze. Nou ja, mijn grootouders doen hun best om te glimlachen... Lachen was blijkbaar niet gebruikelijk op de foto. Daar volgen nog voorbeelden van.


Hieronder het drietal in 1987, bij de 80ste verjaardag van tante Regine.


Volgende keer weer een verhaal.

zaterdag 3 maart 2012

Mijn tantes van vaderszijde

Het gezin waarin mijn vader als jongste telg werd geboren telde acht kinderen, vier meisjes en vier jongens. Er was nog een 9de kind, een dochter, maar die is gestorven in 1911 nog voordat ze 1 jaar oud was.

Van de vier dochters uit dit gezin is er maar eentje getrouwd. Waarom is dat? Die vraag stel je je pas op latere leeftijd. Een bevredigend antwoord is moeilijk te vinden. Maar toch is er wel een soort van een antwoord: ze groeiden op in een hele religieuze omgeving. Er werd volop gedweept met kerk en geloof. De oudste zoon werd priester zoals dat hoorde. De dochters kregen waarschijnlijk niet veel ruimte om zichzelf te ontwikkelen of te onttrekken aan het gezin.

De dochter die trouwde, tante Toos, leeft in mijn herinnering als een vlotte tante, letterlijk en figuurlijk. Zij trouwde met Henk Willemse, een tekenleraar en verhuisde naar 's-Hertogenbosch. Haar man overleed jong. Met haar vijf dochters vormden ze een hecht vrouwengezin. Henk Willemse maakte voor diverse gelegenheden tekeningen waar mijn ouders altijd met bewondering over spraken. Zo tekende hij de voorkant van het geboortekaartje van mijn broer Ben die op 15 augustus (Maria Hemelvaart voor de kerkelijk onvasten onder de lezers) 1948 werd geboren. Mooi beeld van Maria en Jezus die in Tilburg (de drie torens met muur en poort) bij een baby op een bankje zitten. Custom made zouden we nu zeggen. Dat kunstzinnige zat niet aan mijn kant van de familie.

De andere drie zussen bleven ongetrouwd. Ik ga proberen wat hoofdlijnen van hun leven in het kort te schetsen in aparte blogposts.