Van Thomas Rosenboom had ik tot nu toe alleen een paar hele dikke boeken gelezen, Gewassen Vlees en Publieke werken. Beide werken met een sterk historische inslag. Dat geldt voor dit boek ook. Alleen speelt het zich in de 20ste eeuw af en is het heel herkenbaar voor mij omdat ik een groot deel van de situatie zelf heb geleefd. Niet precies hetzelfde natuurlijk, maar genoeg om het te herkennen.
Ik was ook een tijdje roadie bij een nederlandstalige band genaamd Quasimono. Ze timmerden redelijk aan de weg, maar uiteindelijk bleef het bij een leuk aantal optredens zonder doorbraak. De scene is daarbij ook herkenbaar. Het oefenhonk. het gesleep met apparatuur en instrumenten. Nou ja, herkenbaar dus.
De hoofdpersoon in dit boek, confrom de andere twee titels die ik noemde, is een behoorlijke randfigur. Hij heeft weliswaar succes, maar in een plaats als Zevenaar. Nog iets heel herkenbaars: hij wilde met zijn vriend Eddie na de middelbare school niet gaan studeren of werken, maar gewoon een uitkering. De vrijheid genieten op kosten van de samenleving. Hij wilde er wel voor "werken", met de band, in de muziek maar uitsluitend onder eigen voorwaarden. Betaald vrijwilligerswerk.
Aandoenlijk hoe deze man niet los komt van dat leven en ook dat imago krampachtig vast wil houden, daarbij gestimuleerd door zijn vriend Eddie die al heel snel het bijltje erbij neer gooide en gewoon aan het werk ging. Maar wel zijn vriend bleef stimuleren om vooral alternatief te blijven.
Het is een goed leesbaar boek en heeft een enorm pluspunt: in de tekst staat twee keer mijn heldenband Jethro Tull genoemd. Kom daar eens om bij een boek uit 2012.
Een leuk tussendoortje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten