maandag 25 juni 2012

Debat: Studiezalen van archieven: open of dicht? #KVAN12 (deel 3)

Op dag 1 van de KVAN-dagen was er meteen een debat om de stemming er goed in te brengen. Het ging over de trend dat steeds meer archieven op 1 of meer dagen de deuren sluiten voor de onderzoeker. Dat alles onder het motto: digitaal kan de onderzoeker best goed uit de voeten.

Onafhankelijk onderzoeker Ton Kappelhof liep er meteen tegen te hoop in een blogpost op "de bronnen van Clio". Hij was één van de deelnemers aan het debat. Aan de archievenkant stond Christian van der Ven, beter bekend als de digitale archivaris en al jarenlang pleitbezorger voor een meer digitale dienstverlening door archiefdiensten.

De messen werden geslepen zou je denken, maar dat was niet het geval. De zaal zat bomvol maar van enige explosiviteit was weinig te merken. Eigenlijk was er niet echt een tegenstelling. Dat wil zeggen, dat steeds meer archiefdiensten wat minder vaak open zijn, dat is een feit, maar dat daarmee de onderzoeker meteen in de knel komt, dat is zeker niet waar. Eigenlijk kon Ton Kappelhof dat ook op geen enkele manier hard maken. Zijn uitgesproken angst dat straks alle studiezalen permanent op slot gaan is een weinig realitisch scenario.

De archiefcollega's in de zaal, geconfronteerd met teruglopende subsidie door gemeenten en andere overheden, wilden niet voor hem in de bres springen. Bovendien zijn ze allemaal in meerdere of mindere mate aan het digitaliseren geslagen, hebben services opgetuigd waarmee je als klant online archiefstukken kunt laten digitaliseren om die vervolgens online te raadplegen voor je onderzoek. Allemaal met de stille hoop dat de druk op de fysieke studiezaal vermindert. En dat is ook zo.

Ton Kappelhof kwam met een verweer dat sommige van die digitale reproducties niet goed waren. En dan de kosten van het digitaliseren. Tja.

Volgens mij is er echter al lang een prima alternatief. In Tilburg, en ook bij het BHIC, kun je gewoon het gesprek aangaan als je verruiming van de toegang tot de stukken nodig hebt voor deadlines of intensief historisch onderzoek. Als je dan bovendien zelf een camera meeneemt kun je een enorme hoeveelheid archief digitaal maken en thuis of elders bestuderen. Dat lijkt me toch een prima oplossing!

Tenslotte een punt waarvan je zou hopen dat onderzoekers als Ton Kappelhof zich er tegen zouden verweren: het betalen om archieven online in te kunnen zien. Alternatief: het tijdrovend en kostbaar reizen naar archiefdiensten in den lande. Kortom: dat is wél een aantasting van de vrije beschikbaarheid van informatie. Als je een financiële drempel opwerpt voor het raadplegen van archieven. Kijk, dat is nog eens een interessant debat. Over durven kiezen.
Ton vond het wel een goed idee. Daarmee gaf hij eigenlijk de strijd op. Je wilt zo ruim mogelijke toegang tot archieven, maar als je moet betalen is het ook goed. Dat kun je als onderzoeker met onderzoekssubsidie achter je misschien wel zeggen, maar alle andere bezoekers in onze studiezalen, en dat zijn er vele malen meer, die zijn dan de dupe. Weinig solidariteit dus.

Ton Kappelhof heeft zijn bevindingen van het debat ook online gezet.

Ik vind het wel goed dat dit soort gesprekken plaatsvinden in de openbaarheid. We hoeven ons nergens voor te schamen.

dinsdag 19 juni 2012

Informatie wil niet vrij zijn, maar verlangt sortering - #KVAN12 (deel 2)

Dat vond ik een prikkelende uitspraak van prof. mr. dr. Mireille Hildebrandt die de tweede keynote verzorgde op dinsdag 12 juni tijdens de KVAN studiedagen. Haar keynote had als titel: Lezen op afstand? Kennis, macht en recht na de computionele wending. Een hele mondviol en ik geef eerlijk toe dat het mij soms duizelde. Het was een gebied waar ik niet goed in thuis ben. Ik heb geboeid geluisterd tot aan haar laatste punt, dat van de hermeneutiek. Daar haakte ik volledig af.

Ik hoop dat ik wat samenhangends kan zeggen over wat Hildebrandt ons vertelde.

De titel van deze blogpost kwam heel vroeg in haar presentatie aan de orde. Een zegen voor de beheerders en inventarisatoren onder ons. Het is natuurlijk wel lastig dat sorteren. Elke vraag verlangt als antwoord eigenlijk een andere sortering van informatie. Logisch als je er even over nadenkt. Wat te doen? Daar komen geautomatiseerde systemen om de hoek kijken. Die bieden de mogelijkheid om informatie zo te ordenen dat er allerlei sorteringen mogelijk zijn. Maar, ordening biedt ook de gelegenheid tot manipulatie. Welke vragen stel je wel en welke niet?

Interessant vond ik ook dat het op schrift stellen van informatie, de ontwikkeling van een orale cultuur naar een schriftcultuur, leidt tot meer afstand. Externalisering. Je kijkt naar de tekst door een medium, papier (of wat dan ook) en dus kom je op afstand te staan van de informatie. Je kunt de informatie beschouwen. Als luisteraar is dat een stuk lastiger.
Hier ligt wat mij betreft ook een relatie met de keynote van maandag die ik eerder besprak. Het beeldscherm en een interface is in feite ook een afstandscheppend instrument. Door die afstand zijn we waarschijnlijk minder geneigd om ons geremd te voelen in wat we online doen, zeggen en laten zien. Dat is net zoiets als dat je tegen een vreemde soms openhartiger kunt zijn dan tegen een bekende die je na staat. De afstand maakt het uitwisselen van informatie veiliger. Maar dat verzin ik dus zelf :).

Terug naar Hildebrandt.

De afstand is misschien hinderlijk maar volgens Hildebrandt noodzakelijk om tot wetenschap te komen. Afstand is voorwaarde voor kennis.
Door informatie digitaal beschikbaar te stellen, bied je mensen de gelegenheid om met die informatie aan de slag te gaan en nieuwe kennis te vormen. Het produceren van kennis is natuurlijk een ontwikkeling die mede door web 2.0 toepassingen mede mogelijk is gemaakt.

De afstand tussen tekst en de lezer kan nog groter worden. Je kunt bv. computers je teksten laten lezen. Ze kunnen samenvattingen maken. Ze kunnen ook conclusies trekken, alternatieven verzinnen, informatie zichtbaar maken die je eerst niet zag.
Met name dat laatste beschouwt Hildebrandt als de echte toegevoegde waarde. Een toegevoegde waarde die ook in geld uit te drukken kan zijn. Als je informatie toevertrouwd aan databases en die gaan er mee aan de slag, bewerken, verwerken, orderenen, sorteren, manipuleren, dan zie je informatie (resultaten) terugkomen die je er niet in hebt gestopt. Of, misschien beter, je hebt de informatie er om een andere reden ingestopt.
Simpel voorbeeld: de registratie van geboorten in Nederland heeft niet tot doel een ontwikkeling in het gebruik van voornamen weer te geven, maar het kan wel. Of, bedreigender: het waterverbruik kan aangeven of iemand alleen woont, een pand wel echt bewoond wordt, of iemand samen met anderen woont. Dat kan onderzoek naar fraude bij uitkeringen onderbouwen. Maar daarvoor wordt het waterverbuik niet bijgehouden door de leveranciers. Overigens zijn er wel wettelijke beperkingen in het ongebreideld gebruiken van dit soort data.

De enige reden om computers met het analyseren van gegevens aan te gang te laten gaan is: het moet onvoorspelbare resultaten opleveren. Als het namelijk voorspelbare resultaten oplevert, dan had je het ook zelf kunnen doen. Of zelf kunnen programmeren. Dat is de volgende stap om het maximale uit digitale gegevens te halen. Er moet software komen die er in slaagt om werkelijk zelf te leren, zichzelf aan te passen om nog beter te leren en daarmee nog beter in staat te zijn om relevante, onverwachte antwoorden op vragen te leveren.

In zekere zin gebeurt dat al op grote schaal. Onlangs was de cookiewet (eigenlijk de nieuwe Telecommunicatiewet) in het nieuws. Cookies zijn instrumenten om gegevens, anoniem of niet, te verzamelen over surfgedrag van internetgebruikers. Soms ben je verbaasd als je op een website een reclamebanner ziet van iets waar je onlangs naar opzoek bent geweest of hebt aangeschaft. Door ons klikgedrag willen we helemaal niet dat duidelijk wordt waar onze voorkeuren naar uitgaan, soms hebben we dat zelf niet eens in de gaten, maar het gebeurt wel. Elke seconde van de dag.
Vergelijkbaar met het digitale spoor dat je dagelijks achterlaat via betaalautomaten in allerlei winkels en instellingen. Of via de telefoonstations die je signaal telkens oppikken. Of je navigatiesysteem in de auto. Of via Facebook of 4square.

Die berg aan data is handelswaar. Voor adverteerders interessant en voor opsporingsdiensten ook.

Al deze persoonlijke data gaat in verkeerde handen interfereren met onze toegang tot informatie. Zoekmachines zijn daarvan een prima voorbeeld. Google is zo'n mastodont met petabytes in het kwadraat aan digitale informatie. Wie zegt ons dat die informatie de zoekresultaten niet beïnvloedt? Alle zoekinterfaces manipuleren (beïnvloeden) de gestelde vragen. Dat kan zijn door heel specifieke invulvensters aan te bieden, of door slimme snelle algoritmes die op de achtergrond draaien en waar we geen zicht op hebben. Niet op het aantal en niet op wat ze precies doen.

Interessante vraag voor archiefselectie: moeten we nog wel selecteren? De vernietigde informatie kan door middel van de juiste vragen en de juiste software misschien antwoorden geven die in de toekomst van belang kunnen zijn.

Volgens mij is het bovenstaande niet bepaald samenhangend. Teruglezend geloof ik ook dat er misschien wel meer van mezelf inzit dan van wat Mireille Hildebrandt ons vertelde. Het was in ieder geval, dat staat wel vast, food for thought!

Link naar de presentatie van Mireille Hildebrandt op de slideshare van de KVAN.

maandag 18 juni 2012

Ik lek, dus ik besta - #KVAN12 (deel 1)

Vorige week maandag, 11 juni, begonnen de jaarlijkse tweedaagse studiedagen voor archivarissen en aanverwanten in Nederland. Plaats van handeling was deze keer het mooie Middelburg. Het Zeeuws Archief nam de honneurs waar. Prima geregeld allemaal samen met een groot team vanuit de KVAN. Er waren ook enkele minpuntjes maar daar ga ik het deze keer eens niet over hebben. Misschien later nog ;).

De maandagochtend keynote kwam voor rekening van Stine Jensen. Haar naam kende ik wel en hoewel ze colums schrijft in "mijn" krant, heb ik er waarschijnlijk nooit een gelezen. Didn't ring a bell.

Ze begon haar presentatie getiteld Privédomein of profiel: heeft er nog iemand behoefte aan privacy? met enkele vragen aan de zaal. Vragen over geld, gezondheid (ziekte) en sexualiteit. Inpertinente vragen waar we in gesprekken meestal snel de grenzen bereiken van wat we kwijt willen, zeker aan volstrekte vreemden.

Ze betoogde dat privacy is verschoven van een plaats (de privacy van je eigen huis) naar een kwestie van regie: wie mag welke dingen naar buiten brengen. Zijn we baas over onze eigen informatie en kunnen we dat ook blijven?

In de 17de eeuw filsofeerde Descartes over zijn menszijn en kwam tot de slotsom: Cogito Ergo Sum (ik denk, dus ik ben). Descartes ging uit van het principe van de methodische twijfel. De mens als twijfelkont om daarmee te beredeneren dat de mens er wel degelijk is.
In het huidige tijdsgewricht lijkt het omgekeerde aan de hand. Er worden op grote schaal met grote stelligheid waarheden te berde gebracht. Waar of niet is niet relevant, we spreken ons uit: uitgesproken. Een nieuw soort manifestatiedrang. Twijfel is minder aantrekkelijk geworden. Is dit de nieuwe openheid waar we allemaal beter van worden? Of moeten we toch wat meer onze ongezouten mening voor ons houden?

In de huidige samenleving kun je voor het woord "denk" ook andere werkwoorden invullen. De meest aansprekende vond ik wel: Ik lek, dus ik ben.
Je kunt dan meteen aan allerlei politieke machinaties denken waar "lekken" soms een hele functionele rol heeft in het kabinetvormingsproces of andere onderhandelingssituaties, maar hier gaat het om het (voortdurend) lekken van persoonlijke informatie. Over het algemeen geven we op social media veel prijs over hoe we ons voelen.

Waarom lekken we persoonlijke informatie? Dat heeft volgens Jensen een evolutionare oorsprong. Heel basaal gaat het om opvallen, een partner zoeken, en informatie over vijanden verkrijgen. Maar ook erbij horen, macht, ijdelheid, vriendschap en aandacht. Je laat er ook door weten dat je leeft, dat je er bent, dat je gezien en gehoord wilt worden. En het biedt ook nog eens de nodige ontspanning.
Daarom zijn we minder op ons hoede met het plaatsen van privézaken op onze Facebookpagina en tegelijkertijd heel alert als het gaat om het afgeven van vingerafdrukken aan de overheid. Contradictie maar werkelijkheid. In het eerste geval hebben we namelijk zelf de regie over wat we wel of niet plaatsen. In het tweede geval geven we de regie uit handen.
Daar zijn natuurlijk ook kanttekeningen bij te plaatsen want wat je op Facebook plaatst is niet zomaar verwijderd als je daar zelf achteraf voor kiest. Maar daar zijn we ons niet altijd even bewust van.

Een ander opmerkelijk feit is dat Amerikaans onderzoek heeft uitgewezen dat het aantal echte vrienden terugloopt. Tegelijkertijd breiden we online onze vriendenkring bijna dagelijks uit. Dat tweede is leuk, maar het eerste is slecht voor de samenleving. Dat betekent namelijk dat we minder mensen hebben in onze omgeving die we (kunnen) vertrouwen en waar we op terug kunnen vallen. De coherentie in de samenleving neemt daardoor af.

Persoonlijke informatie kun je ook bestempelen als intiem kapitaal. Intiem kapitaal is verhandelbare persoonlijke informatie. Die informatie bevat herkenbare gevoelens en gebeurtenissen voor iedereen. Daarom kun je intiem kapitaal kwalificeren als: het democratiseert, het verbindt mensen, het is herkenbaar en identificeerbaar.

Tenslotte gaf Stine Jensen ons nog een wijze raad mee: zorg dat je wikileaksproof bent! Lek wat je wilt, maar zorg ervoor dat je zelf of anderen er geen schade van ondervinden. Ook niet in de toekomst.

Ik vond het een heel informatieve keynote die goede vraagtekens zette bij wat we dagelijks online doen, dat ook kon verklaren en tegelijkertijd wees Jensen helemaal niet met haar vingertje.

Link naar deze presentatie op slideshare van de KVAN.

zondag 17 juni 2012

Brabant Cloud

Gisteren was ik aanwezig bij de presentatie rondom de Brabant Cloud. Erfgoed Brabant is al een tijdje bezig met het ontwikkelen van een online applicatie waar heemkundekringen gebruik van kunnen gaan maken om hun collecties te beschrijven en online te plaatsen. Dat was tenminste het verhaal.
Vandaag bleek het een heel ambitieus project te zijn. Bovendien is er nog niets klaar. Technisch bedoel ik dan. Theoretisch is er veel werk verzet.
De presentatie vond plaats in de Universiteit van Tilburg omdat de Brabant Collectie als eerste een contract ondertekende, staande de presentatie, waarin zij zich aansloten bij dit project.

Wat behelst de Brabant Cloud? Het is een heel modern principe. De collecties van archieven, musea en heemkundekringen allemaal in The Cloud plaatsen. Online zetten, het beheer in handen van de dataeigenaar houden en de koppelingen naar websites en andere portals tot aan Europeana toe mogelijk te maken. Gerald de Jong van Delving hield voor dit alles een gloedvol betoog. Het ging over verbinden, degelijk collecties beschrijven, wereldwijd raadplegen voor wetenschappelijke doeleinden en dat alles in een menselijke maat. De basis ligt bij de collectiebeheerders, groot en klein.

Voor mijn gevoel ging een groot deel van de presentatie over de hoofden van de doelgroep heen. De grootsheid van het cultureel erfgoed in Europees verband, de grote standaarden, het koppelen van gelijksoortige of verwante collectieonderdelen, dat zijn niet de dingen waar de gemiddelde heemkundekring mee bezig is.
Het leek er op dat Erfgoed Brabant met de Brabant Cloud veel meer mikt op de grotere instellingen die erfgoedcollecties bezitten en beheren.
Dat idee ontstond vooral bij mij na de laatste slides van Chris Kremers, die de middag aan elkaar praatte, waaruit duidelijk werd dat de kosten voor dit idee moeten worden gedragen door ons allemaal.

Frappant was in dit verband dat de presentaties wel degelijk de terugtredende overheid benoemde als een onzekere factor op het gebied van financiering. Dat werd gezegd door een instelling die het van subsidies moet hebben. De heemkundekringen zullen dit concept niet kunnen dragen ben ik bang. Hun financiële middelen zijn beperkt. Hun kapitaal zit in de collectie en de inzet van veel vrijwilligers.
Wie gaat dit betalen? Daar zou ik wel wat meer duidelijk over willen voordat ik me daaraan zou verplichten.

Het voorbeeld dat het meest tot de verbeelding sprak was de website van het Gemeentemuseum Helmond dat helemaal in de Brabant Cloud stond. De website ziet er goed uit, de plaatjes zijn zeer goed inzoombaar in prima kwaliteit. Goed voorbeeld.

Ik blijf sceptisch over dit project. De bottleneck zal liggen in het verkocht krijgen van het project aan heemkundekringen. De eisen die straks aan de beschrijvingen worden gesteld kunnen daarbij een belangrijke rol gaan spelen. Zien heemkundekringen de toegevoegde waarde? Gaan ze hun bestaande beschrijvingen modelleren naar het model van de Brabant Cloud? Wat moeten ze straks gaan betalen voor het gebruik? De hosting kan behoorlijk in de papieren gaan lopen. Er zijn nog veel onduidelijkheden.

Desondanks is het natuurlijk wel een hip idee. Helemaal bij de tijd en goed beargumenteerd. Dat Brabant hier als eerste provincie mee aan de slag wil gaan, dat streelt mijn Brabantse trots.
Maar.
Er is altijd een maar.
De inzet van mensen zal cruciaal zijn, Niet alleen om ze over de streep te trekken, maar ook om het werk te gaan doen. Te blijven doen. Nu is het nog heel veel techniek en de menselijke maat, beslissend in dit soort projecten, is nauwelijks geborgd. Wel benoemd. (Nog) Niet gerealiseerd.

zaterdag 16 juni 2012

Karin Slaughter - Onbegrepen

Voor de Maand van het Spannende Boek 2008 schreef Karin Slaughter het geschenk getiteld Onbegrepen. Dat is eigenlijk het enig wat ik over dit boekje kan zeggen. Ik heb het gelezen en ik snapte er niets van.
Hoe zit het nu met de moorden en de dader(s)? Geen idee. Als dat de bedoeling van de schrijfster was en daarom de titel is gekozen dan neem ik mijn petje af. Een klein beetje dan, want een onbegrijpelijk boek schrijven, daar kan ik zelf ook wel wat van.
Maar als het een "normaal" verhaal is dan begrijp ik echt niet hoe het in elkaar zit.

Jammer van mijn tijd. Volgende keer beter.