Dit
boek gaat over de moeder en ook over de vader van de schrijver. Zijn
moeder was een dominante, theatrale vrouw zich die als slagersvrouw en moeder
van 5 kinderen door het leven sloeg met verve. Toneelspelen was haar
grootste hobby en die heeft ze heel haar leven dan ook met vreugde en
bezieling beleefd. Zijn welbespraakte moeder en zwijgzame vader zijn
allebei gestorven op het moment dat hij dit boek schrijft. Zijn moeder
als eerste, zijn vader twee jaar later.
Het
overlijden van zijn moeder maakte het meest bij hem los aangezien hij
een niet probleemloze relatie met haar had. Desondanks hebben zij altijd
contact gehouden. Zij krijgt een serie attaques en kan vanaf de eerste
niet meer spreken. Ze spreekt wel, maar onverstaanbar. En dat terwijl zij
hem spreken en liefde voor de taal heeft bijgebracht. Dat doet hem
uiteindelijk het meeste pijn, dat zij zo gestraft is door het lot. Het
heet niet voor niets moedertaal zegt hij dan ook in zijn boek.
Zijn
geweldige Vlaamse woordenrijkdom is een lust voor de leespapillen en
het boek is ronduit komisch in al zijn tragiek. De manier waarop hij
schrijft is bij voortduring een ontdekkingstocht naar taal die in het
dialect en Vlaams zoveel meer zeggingskracht heeft.
Het
is een fantastisch mooi boek. Als zoon van een moeder die op het laatst
steeds dementer werd ook heel herkenbaar. Het kwijtraken van een, in
mijn geval gemankeerd, contact met een vrouw die altijd kracht heeft
uitgestraald maar op het laatst niets meer is, niets meer kan. Geen
schim meer van de persoon die geleefd heeft. Dan is de dood eigenlijk
nooit te vroeg maar altijd te laat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten