zondag 30 november 2025

WEDDING: trouwen is een gok!

Boeren spelen kaart in de herberg.
schilderij van David Teniers de jongere
Inleiding
Wedden is al zo oud als de mensheid. Er is altijd wel een reden of aanleiding te bedenken om een weddenschap af te sluiten. In onze tijd is er zelfs een televisieprogramma geweest dat aan het wedden was gewijd! Onze verre voorouders hadden geen televisie tot hun beschikking, maar zij hadden genoeg creativiteit om op z'n tijd een gokje te wagen en speculeerden er lustig op los. Bovendien hadden ze de goede gewoonte om in sommige gevallen hun weddenschappen voor notaris of schepenbank vast te leggen. Natuurlijk kwam het ook voor dat de wedders hun belofte niet nakomen en dat leidde onherroepelijk tot zaken voor de plaatselijke schepenbank. Dat zijn dan ook meteen twee bronnen waardoor wij weten om wat voor weddenschappen het ging.

Een voorbeeld: in 1665 sluiten Arnoldus Cloostermans, drossaard van Tilburg, en Johan Verassen, rentmeester van de heer van Tilburg en Goirle, een weddenschap af die betrekking heeft op de uitkomst van de militaire ontwikkelingen rond de stad Groningen (het is de tijd van de Tweede Engelse oorlog). Cloostermans beweert dat Groningen niet is ingenomen door de bisschop van Munster en evenmin de kans loopt beschoten te worden door diens kanonnen. Hij zal 40 carolusgulden betalen aan de rentmeester indien zijn bewering onwaar blijkt te zijn.(1)

Het blijkt dat er een etymologische overeenkomst is tussen het Nederlandse werkwoord 'wedden' en het Engelse 'wed' in de betekenis van trouwen. De gemeenschappelijke vorm is het Proto-Germaanse *wadajn/*wadi, Dat betekent: een belofte doen, zich verbinden, iets als onderpand geven. In het Oudengels kreeg het werkwoord 'weddian' de specifieke betekenis zich verbinden door een belofte, dat wat we nu 'in het huwelijk treden' noemen.
In het Nederlands is de betekenis geëvolueerd naar: een belofte doen waarop iets staat, gokken, wedden.
Dat kennen we nu in het Engels als: to wed; je binden vie een belofte (huwelijk). In het Nederlands is dat 'wedden' geworden: een belofte doen met inzet (gok).

Eigenlijk heel bijzonder dat er in het Nederlands in ieder geval weddenschappen zijn aangegaan met een huwelijk als inzet. De ultieme samenvoeging van beide betekenissen die hiervoor beschreven zijn. (1)

Weddenschappen over huwelijkssluitingen
Er zijn legio weddenschappen met een genealogisch tintje. Welke genealoog wil niet te weten komen waarom zijn voorouders er toe zijn gekomen om elkaar de eeuwige trouw te beloven. Precies daarover zal de rest van dit artikel gaan: weddenschappen met een huwelijk als inzet.
Wat ik op dit moment als oudste voorbeeld ken van een dergelijke weddenschap, dateert uit 1482. Op 19 november van dat jaar belooft Wolterus, zoon van wijlen Henricus van Tillaer, ten overstaan van schepenen van Den Bosch 3 rijnsgulden te betalen aan Johannes, zoon van wijlen Egidius Huesdens, op Allerheiligen in het volgende jaar, als dezelfde Johannes tenminste voor die tijd getrouwd is.(2) Het is mij in dit geval niet bekend wie de weddenschap heeft gewonnen.

Soms willen mensen het niet meer weten dat ze een weddenschap hadden lopen. Dat loopt dan steevast uit op een proces. In 1616 zien we zo'n proces tussen Jan Jan Scheuren en Peter Pauwels de Wever in Tilburg. Volgens de getuigenis van Anna, huisvrouw van Cornelis Jan Willemssoon van Gorp, was er enkele jaren voordien in haar huis een bedrag van 30 stuivers ingelegd door dezelfde Jan Jan Scheuren. De inzet van de weddenschap was eenvoudig: van de voornoemde Peter Pauwels de Wever en Adriaen Janssoon van Raemsdonck, beiden nog vrijgezel, zou degene die als eerste trouwde aan Jan Scheuren het dubbele bedrag betalen: 3 gulden. Het trouwboek van de pastoor verklapt ons dat Peter Pauwels Antonis de Weefver op 13 oktober 1613 trouwde met Maria Cornelis Jan Dircks. Hij was de eerste en moest dus het verschuldigde bedrag betalen en de schuldeiser sleepte hem voor de schepenbank van Tilburg.(3)

Deze weddenschappen staan niet op zichzelf. De redenen om dergelijke weddenschappen af te sluiten blijven onduidelijk. Misschien was het een manier om extra spanning te kweken, misschien sloot het aan bij een oude traditie. Het is evenmin duidelijk of dit soort weddenschappen alleen in bepaalde kringen in zwang waren.

Het gaat in al deze weddenschappen uitsluitend om mannen die met elkaar wedden, met een al dan niet bekende vrouw als lijdend voorwerp. In de periode 1655-1667 komt er in Tilburg een opvallend aantal van deze weddenschappen voor. Laten we eens kijken wat er precies aan de hand was.

Tilburgse voorbeelden
Het begint in 1655 met een weddenschap tussen acht personen. Het betreft aan de ene kant Goossen Jans de Cordt en aan de andere kant Gerit Loeff Hendricks van de Graeff, Huijbert Willems van Heijst, Adriaen Peters Nademaels, Hendrick Jan Schaepsmeerders, Aerdt Peters Backers, Robbrecht Willems Peijnenborch en Huijbert Jan Soettricx. Op 26 januari 1655 laten zij een akte opstellen (voor schepenen van Tilburg?), die het volgende behelst.

Goossen Jans de Cordt heeft een ton bier getapt aan genoemde personen ter waarde van zeven carolus gulden. De overige zeven comparanten beloven aan Goossen 14 carolusgulden te betalen binnen acht dagen nadat iemand van hen is ondertrouwd of is komen te overlijden. In het geval dat iemand van hen overlijdt, moeten de vrienden van de overledene de schuld afbetalen.(4) Van enkele van de personen die in deze weddenschap genoemd worden heb ik wat meer kunnen achterhalen, maar helaas niet voldoende om te weten hoe het is afgelopen:

    • Goossen de Cordt. lijstenverver (5), is gedoopt in Tlburg op 2 februari 1628 als zoon van Jan Aert Joost Brenders, die als alias ook de naam De Cort voert, en Cornelia Jan Gijsbert Dircks. Op 23 januari 1656 trouwt hij met Jenneken van Spaendonck. Zij is gedoopt in Tilburg op 18 februari 1610 als dochter van Huijbert Peter Hendrick van Spaendonck en Maria Jan Peter Tieleman. Uit dit huweljk zijn vier kinderen geboren, waarna Jenneken begraven werd in Tlburg op 14 november 1675. Goossen de Cort hertrouwt op 5 november 1676 met Mechel Gerits van Gorp (6), dochter van Geridt Cornelis Nelen (van Gorp), olieslager aan de Hoeven, en van Gijsbertken Huijbert Peters van Beurden. Ook dit huwelijk levert vier kinderen op. Goossen Jan de Cordt is in Tilburg begraven op 11 maart 1701, zijn tweede vrouw op 27 februari 1721.


    • Gerit Loeff Hendricks van de Graeff is gedoopt in Loon op Zand op 22 oktober 1637 als zoon van Loef Hendrickx van de Graef en Maria Jan Goossens, die daar op 27 februari 1632 waren getrouwd. Hij was 18 jaar ten tijde van de weddenschap. Verder is er niets over zijn levenswandel bekend.

    • Adriaen Peters Nademaels was een ongelukkig geval. Hij verloofde zich in 1678 met Cathalijn Wouters van Ammelroij te Tilburg, die het echter uitmaakte, zich verloofde met Jan de Weir en met deze in ondertrouw ging. Aanvankelijk vond Naedemaels het wel goed, maar toch besloot hij de huwelijksproclamaties op te houden. Bruidegom De Weir sloeg hem toen finaal in elkaar. Daarna legden beide vrijers het weer enigszins bij en de versmade Naedemaels ging bij Cathalijn op visite. Zij zag hem aankomen en zette een stoel klaar, waarop zij hem eenen vetten boterham is gaen smeren van wittebroot. Die accepteerde hij pas na enige aandrang, maar toen had hij zo de smaak te pakken, dat hij er nog een vroeg. Terwijl hij zijn tanden daar in zette, werd het hem erg qualijck, zodat hij met de boterham in de hand naar huis ging, waar hij flink moet overgeven. Zijn zus nam zijn boterham, daer van bijtende om 't crijtende kindt daer mede te stillen. Zowel het kind, Bartel Beckers, als oom Adriaen Naedemaels stierven. Bartels borst en buik waren opgeblazen, hij had de lippen een beetje van elkaar en op zijn tong zat een witte 'schors'. Toen hij was opengesneden, vonden de chirurgijns het gedarmte als met windt opgeblasen en van een onnatuurlijke kleur, neigend naar paarsbruin, terwijl de maag aan een kant half leek te zijn verrot. Bovendien was de maag op drie plaatsen geërodeert ende ten deelen doorknaeght. Cathalijn van Ammelroij was gevlucht.(7)

    • Hendrick Jan Schaepsmeerders is in Tilburg op 19 januari 1642 gedoopt als zoon van Jan Willem Gerit Schaepsmeerders en Marie Hendrick Simon Hollen. Hij trouwt op 8 december 1670 voor de predikant van Tilburg met Ida Aert Braspennings. Hendrick Schaepsmeerders is op l februari 1674 begraven in Tilburg.

Den 21 november sij in ondertour opgenomen Hendrick / Jan Willems Schaepsmeerders j.m. out 28 jaar sijnen / vader Jan Willem was resent woonen in nieulant met Iefken Aert / Braspenningh j.d. out 24 jaren woonende te oel ge/assisteer met haren Oom Jacob Hertoghs beijde geboor/tich van Tilborgh ende hebben hare houwelijckse procla/matien onverhindert gehar ende sijn daer op getrout den 8 / december 1670

    • Aerdt Peters Backers is gedoopt in Tilburg op 8 november 1641 als zoon van Peter Jacob Beckers en Deliana Herman Aerts de Roij. Hij was dus 14 jaar ten tijde van de weddenschap. Hij trouwt voor de predikant van Tilburg op 13 oktober 1675 met Jenneken Schalcken. In 1694 hertrouwt hij, nu met Anna Jan Cornelis Simons, gedoopt in Tilburg op 9 september 1634 als dochter van Jan Jan Cornelis Sijmons, wever, en van Barbara Willem Adriaen Willem Goijaerts. Zij was al eerder getrouwd op 8 mei 1661 met de lakenwever Jan Matheuss Jans van Gorp.

    • Robbrecht Willem Peijnenborch is gedoopt in Tilburg op 20 oktober 1646 als zoon van Willem Goossen Gerit Peijnenborch en Catharina Robbrecht Jan Leijnen. Hij is 8 jaar en 3 maanden als hij deze weddenschap afsluit... en hij ondertekent de akte zelf. Hij trouwt op 13 juli 1681 in Tilburg met Engel Jacob Hofmans, gedoopt in Tilburg op 23 januari 1645 als dochter van Jacob Jan Willems en Judith. Hij is in Tilburg overleden en begraven op 29 september 1694.

Den 14 junio 1681 zijn in ondertrou opgenomen / Robbert Pijnenburgh j.m. oudt 33 jaer met / Engel Jacob Hofmans j.d. oudt 35 jaer / beijde geboortigh van Tilb: en woonende / int nieul:, hebbe hare houwelijckse proc/lamatie onverhindert gehadt, ende zijn daer / op getrout den 13 julij 1681

• Huijbert Jan Soettricx heb ik niet kunnen identificeren.

Uit de identificatie blijkt dat we te maken hebben met jonge jongens, adolescenten zouden we die nu noemen. In eerste instantie lijkt het op een spelletje bravoure van een groep jongeren die in de herberg iets te diep in de bierkruik hebben gekeken. Maar het feit dat ze de moeite nemen om deze weddenschap vast te leggen, wijst op een serieuze aangelegenheid. Het is de betrokkenen menens, wat hun motieven ook mogen zijn geweest. Waarom Goossen Jans de Cort het bier onder deze voorwaarden verstrekte, is evenmin bekend. Hij was, zoals het zich nu laat aanzien, de oudste van het stel en was misschien al op vrijersvoeten. Hij trouwt bijna op de dag af een jaar later met zijn eerste vrouw. Was de nieuwe verkering de aanleiding om het met vrienden te gaan vieren?

De volgende weddenschap die opvalt, vindt bijna twee jaar later plaats. Op 28 december 1656 verschijnen Johan Willemen, woonachtig te Goirle, en Adriaen Jacob Peeters van Gilse, die de volgende weddenschap afsluiten. Johan Willemen belooft aan Adriaen Jacob Peter van Gilse te leveren drie el zwart laken van vijf gulden per el. Daarvoor zou Van Gilse niet hoeven te betalen wanneer hij in mei 1657 zou zijn getrouwd. Sterker nog, wanneer hij dan niet getrouwd zou zijn, moet hij voor elke el tien gulden betalen aan Johan Willemen. Het lukt Adriaen van Gilse om op tijd een bruid te vinden. Hij ondertrouwt op 6 mei 1657 in Hilvarenbeek met Catalijn Jacob Jan Schilders. Ze trouwen op 25 mei daaropvolgend.(8)

Blijkbaar was de hiervoor beschreven weddenschap het startsein voor een aantal lieden om het ook over die boeg te gooien. Vier dagen na het huwelijk van Adriaen van Gilse en Catalijn Schilders, dus op 29 mei 1657, sluiten Ego Gijsbert de With en Jan Willem Toten een soortgelijke weddenschap. Om onduidelijke redenen zien beiden hier een dag later weer van af. De getuigen bij deze weddenschap waren Peeter Hendricks en Peeter Somers.(9)

Deze laatste heeft klaarblijkelijk de smaak te pakken gekregen, want hij sluit op 20 juli 1658 een weddenschap met Mercelis Gerits, die als gemachtigde optreed voor Jan de Bont, koopman van wollen laken. Peeter Cornelis Somers zegt voor de komende Tiburgse kermis getrouwd te zullen zijn. Wanneer dat zo is, krijgt hij van Jan de Bont drieëneenhalf el cleur laken voor niets. Mocht het hem niet lukken een bruid te vinden, dan moet hij 11 gulden per el betalen, in dit geval een totaalbedrag van 38 gulden 10 stuiver. De vader van Peter, Cornelis Somers, treedt als borg op. Daarmee stemt hij duidelijk in met de handelswijze van zijn zoon. Jan Alewijns en Hendrick Stakenborch zijn de getuigen bij deze weddenschap.(10) Het lukt Peter Cornelis Somers de weddenschap winnend af te sluiten. Hij ondertrouwt op 25 juli 1658 en trouwt op 21 augustus daaropvolgend met Jenneken Jan van Lissem. De bruid heeft geen vader meer en degene die haar assisteert is dezelfde Hendrick Stakenborch die getuige was bij de weddenschap.

Hem treft ook het wedvirus dat blijkbaar heerst. Op zondag 25 augustus 1658 wedt hij met dezelfde Ego de With die het ruim een jaar eerder ook al probeerde, en wel om vier el zwart laken ter waarde van 36 gulden, dat hij voor maandag 2 september getrouwd, dan wel ondertrouwd zou zijn. Hendrick Stakenborch ondertrouwt op 29 augustus met leffken Cornelis Somers. Alweer een weddenschap gewonnen.(11) Zou hier sprake kunnen zijn van doorgestoken kaart? Eva en Peter zijn broer en zus.

Jan Steen - het huwelijk

Enkele jaren later vinden we bij dezelfde notaris nog een weddenschap die het huwelijk als inzet had. Op 20 november 1661 zetten Gerard Swagemakers en Johan Peter van en Eijnde beiden 90 gulden in en geven zij dat in bewaring aan Marcelis Gerit van Valckenborch. Deze persoon was ook al partij in de weddenschap van 20 juli 1658. Wanneer Jan van den Eijnde niet binnen vier maanden is ondertrouw of getrouwd, gaat het geld naar Gerard Swagemakers. Lukt het hem wel om binnen die termijn een bruid te vinden, dan krijgt hij de 180 gulden. Jan vanden Eijnde slaagt er niet in en zal zijn wedschuld hebben moeten voldoen.(12)

Enkele maanden later, op 15 maart 1662, verschijnen Jan Aert Crillaerts en Peter Gerit Schaepsmeerders voor schepenen van Tilburg. Zij gaan een weddenschap aan, waarbij de inzet drie el cleur laken is. Peter Gerit Schaepsmeerders moet voor Sint-Jansdag in ondertrouw zijn om dit laken gratis in bezit te houden. Lukt het hem niet, dan moet hij aan Jan Crillaerts 22 gulden betalen. Het is niet bekend of Peter Schaepsmeerders daar in geslaagd is.(13)

De eerdergenoemde Jan Peter van den Eijnde ging zes jaar na zijn eerste poging opnieuw een weddenschap aan, waarschijnlijk onder het motto: de aanhouder wint! Vlak voor de Tilburgse kermis, op 21 augustus 1667, wedt hij met Peter van de Ven om drie el zwart fijn laken, bestemd voor een pack cleeren, dat hij binnen een halfjaar na de kermis sijnde den XVIIIen (18) februarij des toecomenden jaers MDLXVIII (1668) ondertrouwd zal zijn. Is dat niet het geval dan moet hij aan Peter van de Ven 33 gulden betalen.(14) Ook ditmaal slaagt hij er niet in binnen de gestelde termijn een bruid te vinden. Pas drie jaar later vindt hij zijn levensgezellin Helena Jan Jacobs van de Kerkhof. Zij trouwen in Tilburg op l juli 1670.

Protestactie?
Op 30 januari 1656 kwam de kerkeraad van de Nederduits Gereformeerde gemeente in Tilburg bij elkaar om te vergaderen. Deze kersverse groep nieuwkomers in de katholieke heerlijkheid Tilburg en Goirle ergerde zich aan het gebruik dat bij het aangeven van de ondertrouw een groep vrijgezellen de nieuwe echtelieden vergezelden. Deze begeleiders verkeerden regelmatig in beschonken toestand en dit deed afbreuk aan het 'heilige huwelijk'. Bovendien komen ze op onchristelijke tijden aan de deur om de ondertrouw aan te geven. Het geval dat ze in hun vergadering bespreken, heeft plaatsgevonden in Goirle. De vergadering besluit om een publicatie uit te vaardigen, waarin dit gebruik zou worden veroordeeld. Daarnaast mag er alleen nog op vrijdagen van 3 tot 4 uur een ouderling in de kerk aanwezig zijn om ondertrouw in te schrijven.(15)



Deze actie van de kerkeraad krijgt spoedig een officieel vervolg, doordat het nieuwe echtreglement voorde generaliteitslanden op 18 maart van kracht wordt. Daarin regelt de overheid in goed Hollandse traditie alles ten aanzien van het wettelijk huwelijk. Het is voortaan verboden om bij nacht en ontij de ondertrouw te komen aantekenen. Voortaan mogen huwelijkskandidaten alleen nog maar op zaterdag in ondertrouw gaan en dan wel na zonsopgang en voor zonsondergang (artikel VII). Alleen in heel bijzondere omstadigheden, waarover de predikant uitspraak mag doen, kan men van deze regel afwijken. Op overtreding van deze regel komt een fikse straf van 50 gulden te staan voor degenen die de huwelijkskandidaten toch inschrijft buiten deze dag en tijd zonder geldige reden. Bovendien is de inschrijving dan ongeldig (artikel VIII).

In het negende artikel komt het uiteindelijke verbod op de eerder beschreven festiviteiten: dat alles sonder lichtveerdigheyt, sonder dronckenschap, nuchteren, eerbiedeüjck, ende in des Meeren vreese toe gae, ende beletten, dat voor, ende geduyrende de imchrijvinge, geen stercken dranck geschoncken, ende gedroncken werde, op pene van die contrarie doet, te verbeuren XXV guldens. In het daaropvolgende artikel staat nog specifieker genoemd, dat Niemant sal hem vervorderen inde steden ofte ten Platten Lande, de Bruydegoms ende Bruyts in het in schrijven ofte trouwen, in het gaen van den Gerechte ofte Kercke, ofte in het weder keeren nae Huys, nae te roepen, te schutten ofte. schatten, 't zy in het gesellen der selve van ofte naer Huys, met roers, ende die ofte schieten, ofte met het schencken vanstercke Wateren, Bier ofte Wijn, 'tzyin 't afvorderen naer gedane inschrijvingen, ofte Trouw, van Ry-Bieren, ofte BoxemBieren, ofte auansel Bieren, ofte wat naem soodanige quade ghewoonten ende insolentien mogen hebben. De boetes zijn niet mals, die lopen op van twaalf gulden voor het eerste vergrijp naar honderd gulden voor het derde. Ook echtparen die daartoe medewerking of aanleiding geven, kunnen rekenen op een boete van 25 gulden.

Deze reglementering maakt een eind aan een oud gebruik, het zogenaamde kwanselen en het losschieten van de bruid. Dat zijn rituelen, waarbij de vrijgezellen in de buurt - zowel familie als buren - van het aanstaande paar de overgang van de vrijgezellentijd naar de gehuwde staat vieren, meestal met de nodige hoeveelheid drank.

Bij gelegenheid van een huwelijk of ondertrouw eist de jonkheid een traktatie in de vorm van bier of sterke drank, het zogenaamde kwanselbier. Dat gaat gepaard met het nodige rumoer in de vorm van roepen, schreeuwen en zingen. Het gebruik van de kwanselbieren is gebaseerd op het principe van wederkerigheid: de aantasting van de huwelijksmarkt (er wordt een vrijgezelle vrouw onttrokken aan de huwelijksmarkt) compenseren door de achterblijvende vrijgezelle jongeren af te kopen met traktaties. Het woord 'kwansel', dat ruilen of uitwisselen betekent (vergelijk de uitdrukking iets verkwanselen), benadrukt deze wederkerigheid. Daarnaast kent Van Dale aan kwanselen de betekenis van verkwisten en morsen toe, wat in het kader van deze uitbundige traktaties zeker toepasselijk is.

Het losschieten van de bruid heeft een andere achtergrond en betekenis. Om het afscheid van de 'jonkheid' en de overgang naar de huwelijkse staat te markeren, knallen buurtgenoten en vrienden bij het huis van de bruid steevast met geweren of met kleine tafelkanonnetjes (zogenaamde donderbussen). De overgang van de vrijgezelle- naar de gehuwde status werd door het gezamenlijke drinken bezworen en beklonken. Het schutten van het aanstaande echtpaar was bedoeld om een rituele barrière op te werpen, het bij de kwanselbieren veel voorkomende schatten duidt op het vaststellen van de waarde van de bruid.

Deze gebruiken komen in enkele varianten voor, maar de overeenkomst zit hem in de verstrekking van vrij drinken. Mede door het overmatige drankgebruik vonden bij het 'losschieten' regelmatig ongelukken plaats en er bestond altijd het risico van rellen, waarvoor de wereldlijke overheid beducht was. De kerkelijke overheid was eerder bang voor de sexuele uitspattingen tijdens de festiviteiten.(16)

Deze festiviteiten waren uiteraard een doorn in het oog van de katholieke pastoors, maar evenzeer of mogelijk nog meer van de protestantse predikanten en kerkenraden. Daarom ook dat de kerkenraad van de Nederduits-Gereformeerde gemeente in Tilburg en Goirle zo heftig reageert in 1655 op een waarschijnlijk uit de hand gelopen kwanselfeest in Goirle. Zij hebben met de uitvaardiging van het nieuwe echtreglement een instrument in handen gekregen om deze kwalijke traditie te bestrijden.

Mogelijk was de reeks weddenschappen tussen 1655 en 1667 een soort van protest vanuit een bepaalde katholieke klasse (de inzet is vaak laken), die een nieuwe vorm van vertier zocht nu het kwanselen hen was afgenomen. Dat zou ook verklaren waarom de leeftijd van de deelnemers over het algemeen aan de lage kant was. Overigens werd de soep niet zo heet gedronken als die werd opgediend. Het is opmerkelijk dat kort daarop bij notaris Johannes van Rotterdam diverse weddenschappen werden afgesloten, waarbij het al dan niet trouwen binnen een bepaalde tijd van de betrokken persoon bepalend was wie er moest betalen. Johannes van Rotterdam maakte zelf deel uit van de Nederduits-Gereformeerde gemeente en zou dus eigenlijk van dergelijke praktijken niets moeten weten. Blijkbaar was hij geen scherpslijper. (Hij kwam op 16 juni 1656 vanuit Oudenbosch en liet zich toen inschrijven als lidmaat van de hervormde gemeente in Tilburg.)

Het kwanselen en het losschieten van de bruid is pas in de loop van de negentiende eeuw definitief in onbruik geraakt, hoewel de tegenwoordige vrijgezellenavond zeker ook in deze traditie past.

[Deze blogpost is een bewerking van een artikel van mijn hand dat eerder verscheen in het tijdschrift De Brabantse Leeuw, 2001. nr 2, pp 89-96.]

Noten:

1. Oxford English Dictionary, Oxford University Press. (z.d.). Wed, v. In Oxford English Dictionary. Geraadpleegd op [datum van raadpleging], van https://www.oed.com; Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (EWN)Philippa, M., Debrabandere, F., Quak, A., Schoonheim, T., & van der Sijs, N. (2003–2009). Etymologisch woordenboek van het Nederlands (vier delen). Amsterdam University Press.
2. Regionaal Archief Tilburg (RAT), archief 14, Schepenbank Tilburg, 9 november 1665.
3. G. van Synghel, Het Bosch Protocol. Een praktische handleiding ('s-Hertogenbosch, 1993) 175.
4. RAT, archief 14 schepenbank Tilburg & Goirle, civiele processtukken Tilburg, voorlopig inventaris 1871.
5. RAT, idem, Varia, doos 676. (niet teruggevonden)
6. L.F.W. Adriaenssen, „Kleur voor Tilburgs laken. Lakenververijen in stad en meierij van Den Bosch in in Breda in de zeventiende eeuw", Noordbrabants Historisch Jaarboek. XVI (1999) 227.
7. RAT, archief 14 schepenbank Tilburg en Goirle, Voogdij- en boedelrekeningen Tilburg 665-9.
8. RAT, 14. Schepenbank, Criminele processen Tilburg, 1678-1679; archief 14 schepenbank Tilburg & Goirle, 616, 30 april 1678 (twee akten); 29 april 1678; 5 mei 1678; 28 april 1678 (twee akten).
9. RAT, archief 115, Notarieel archief Tilburg, invnr 18, f 61.
10. RAT, idem, invnr 19, f 42.
11. RAT, idem, invnr 20, f 33.
12. RAT, idem, invnr 20, f 38.
13. RAT, idem, invnr 21, f 90v.
14. RAT, archief 14 schepenbank Tilburg & Goirle, varia, doos 676.
15. RAT, archief 115, Notarieel Tilburg, invnr 23, f 103.
16. RAT. archief 304, Hervormde gemeente Tilburg la.
17. G. Rooijakkers, Rituele repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Bruhant 1559-1853 (Nijmegen. 1994) pp. 326-331,416-431.

woensdag 19 november 2025

Kwakzalverij: al eeuwenlang een probleem

Het is al een tijd regelmatig in het nieuws dat er allerlei middeltjes worden aangeboden via internet en social media. In de meeste gevallen betreft het kwalijke figuren die mensen van alles willen aansmeren waarvan ze weten dat het niet werkt. Wat een treurigheid, als je mensen die iets mankeren, geld uit de zak klopt voor middelen waarvan je weet dat het niet werkt. Als het serieuze kwalen betreft is het ronduit misdadig.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat er ook op dit gebied niets nieuws onder de zon is. Als mensen toch eens iets zouden opsteken van het verleden, dat zou een heleboel ellende voorkomen! 
Ik ga nog een poging doen, ter lering ende vermaak.

Sindala, gespeeld door Jos Bergman
Als ik aan middeleeuwse kwakzalverij denk zie ik onmiddellijk het beeld voor me van de figuur Sindala die een vriend was van ridder Floris in de gelijknamige televisieserie uit mijn jeugd. In de aflevering De Wonderdoener (dat heb ik even opgezocht!) zit een kwakzalver die konijnenkeutels als pillen verkoopt, wagensmeer als zalf en de flesjes vult in met slootwater door ze tussen zijn tenen te stoppen en die dan in de sloot te laten zakken. Sindala ontmaskert deze man, gespeeld door Henk van Ulsen.

In het archief van het dorpsbestuur van Tilburg zit een publicatie waarin het bestuur de inwoners waarschuwt voor winkeliers en neeringdoende lieden die zich bezighouden met de verkoop van drogues, Radicis en andere medicijnen. Dat is nog niet het ergste want zij maken zich ook schuldig aan het samenstellen van mixturen, Tinctuuren (geconcentreerd vloeibaar extract van kruiden of andere plantendelen) en andere compositien, die zij vervolgens verkopen aan hun klanten.

Daarnaast verkopen zij ook arsenicum auripiment (giftig metaal o.a. gebruikt in amuletten als bescherming tegen ziekten zoals de pest) en andere afdrijvende middelen. Ze verkopen ook al te sterke purgatien en purgeer middelen aan iedereen die daar om vraagt. De 'afdrijvende middelen' zijn waarschijnlijk bedoelt voor het afbreken van zwangerschappen, abortus dus. 
Door hun onoordeelkundig handelen lopen de inwoners gevaar waardoor groote onheijlen kunnen ontstaan. Ze vrezen dat deze nepmedicijnen immers een swaare krenkte zo niet een gewissen dood moeten veroorsaken
Bovendien ondermijnen deze nepmedicijnen het vertrouwen in de geneesmiddelen die vervaardigd worden door deskundigen, die wel weten wat ze doen.
Medicijnflesje verstrekt door
apotheker Bijvoet aan de
Oude Markt op
9 januari 1960 voor mijzelf!
Het dorpsbestuur besluit daarom in hun vergadering van 2 januari 1768, tot wegneeming van het gevaar. De verkoop van Theriac en opiaten alsmede de afdrijvende middelen dewelke alhier op een meer dan extraordinare wijze in swang is gaande wordt niet langer toegestaan en verboden. De Raad van State heeft hierover al eerder een uistpraak gedaan op 17 december 1767.

Er komt een boete op te staan van 12 gulden waarvan een derde gaat naar de drossaard, een derde naar de armen en een derde naar de aangever,

Blijkbaar heeft dat besluit geen effect gehad want in 1785 is het noodzakelijk het besluit opnieuw uit te vaardigen. De mens is hardleers!

Al voor die tijd hebben de schepenen van Tilburg en Goirle in hun vergadering van 10 december 1736 gesproken over een quacksalver genaamd Johannus Lombart die twee jaar eerder in Tilburg is doot gestooken
Deze man heeft op 19 april 1734 op de jaarmarkt na Palmzondag op de Heuvel gestaan en daer sijn medicijnen publiecq aenden volcke gepresenteert. Daarna is hij van de markt vertrokken en in de buurt van de Heuvel gevonden. Dokter Eijmers en chirurgijn De Meij hebben hem onderzocht en de dood geconstateerd. Het lichaam is daarna naar de kerk aan de huidige Oude Markt vervoerd. De dag daarna is het lichaam geopent (sectie uitgevoerd) en daarbij is gebleken dat hij is overleden door een steek aan de rechterzijde waarbij het borstbeen is doorboord. De wond had een breete van vier vingers en een diepte van drie vingers. In zijn brieff tas vindt men documenten waaruit blijkt dat hij Johanis Lombart heet.

Aansluitend zijn er getuigen gehoord. Dat levert toch interessante informatie op. Er zijn vijf getuigen opgetrommeld, ik weet niet op basis waarvan. Het zijn Peter Heerkens, 42, Hermanus de Roij, 52, Peter Peter Mutsaers, 22, Francis de Schepper, ca. 16 jaar, en Jenneken, de vrouw van Peter Heerkens, 50 jaar.

Een kwakzalver aan het werk met
gezegeld document een de boom. Anoniem werk
Eerst vraagt drossaard Pieter van Hoven of de getuigen de quacksalver op maandagavond hebben gezien tussen 5 en 6 uur, met een of meer vrouwen in de straat van de Heuvel naar Eindhoven. Twee getuigen hebben niets gezien, twee hebben iemand dood tegen een wal zien zitten, en een heeft gezien dat die man met een rotting (wandelstok) naar de vrouwen sloeg. Niemand herkende de man of de vrouwen.
Eén getuige, Francis de Schepper, zag een vrouw, met bruine ogen, een gebloemde jack en een calemincke gestreepten rock. Die vrouw pakte geld uit de zak van de dode man en stak het in haar eigen zak en maakte daarbij veel misbaer. Eén getuige zag dat de dode man bebloeijt was. Hij heeft de wond niet gezien en kende de quacksalver niet.
Weer één getuige verklaart dat een vrouwspersoon verbaest bij hem in huijs quam loopen, en daer een reijssack neer setten. Zij zei och och mijn man is daar gesneeden, is er niemant die om een barbier wil gaan, ick sal hem een permissie schelling geven en zij vertrok daarna. Hij verklaart verder dat het een fraij vrouwspersoon was, hebbende bruijn oogen, hebbende aan een katoenen jack en een gestreepte kalemincken rock. (kalamink is een vroegere wollen stof die aan één kant was geglansd als satijn, vaak gestreept) De zak die zij in huis achterlaat bevat eenige kruijden of medicijnen.
Geen van de getuigen heeft het mes gezien.

Rembrandt - de kwakzalver
De vrouw van Peter Heerkens verklaart dat toen geroepen werd dat de kwakzalver doodgestoken was een vroumens in haer huijs is koomen loopen met een catoene jack aen, en een calemincke rock een muts op met hollantse kant. Die vrouw vroeg om water en heeft zich daarme gewassen. De vrouw zei 'mijn man is daar doot gesteecken, maer segt het niet want de vorsters mogten mijn goet arresteeren, en doen weggaende met een pack op den rug. Daarop kwam er nog een vrouw voorbij lopen met een bruijnen jack aan, en was bruijn van vel, was bebloeijt aende kop, en hat een steeck inden arm dien sij noch liet sien en was ook bebloeijt. Deze vrouw liep verder in de richting van Den Bosch. De getuige kende geen van deze personen.
De 3de getuige, Peter Peter Mutsaers, verklaart dat hij later op de avond met zijn heer in Esch in een herberg was, toen een vrouw daar kwam die begon te kreijten en vertelde dat de Tilborgse mart wel hondert pattacons off hondert daelder schade was. Vervolgens vertelt ze dat haar man daar is vermoord  en dien bloet verliest dat is al genoegh verlooren'. Op de vraag waarom ze niet in Tilburg is gebleven om haar man te begraven zegt ze dat ze naar Rotterman gaat om geld voor de begrafenis te halen. Ze overnacht in de herberg, en slaapt in de kamer van de herbergiersvrouw die haar 'seer dien nacht heeft horen krijten en lammenteeren'. De volgende ochtend vertrok ze met een voerman naar Den Bosch.

De reijssack waarover hiervoor sprake is, gaat twee jaar later over naar de bediendens van de justitie, de vorsters, die de inhoud onder zich mogen verdelen. Die inhoud bestaat uit potjens doosjens en flessiens. Veel zal het niet opgebracht hebben voor de vorsters...
Begraafinschrijving voor Jan Lombers :een quacksalver, op de markt dootgesteeken, avond
------------
Bronnen:

vrijdag 31 oktober 2025

Rumoer in de straten!

Plundering huizen belastingspachters in 1748 in Amsterdam.

Overlast op straat door met name jongeren is van alle tijden. Meestal zijn het kwajongensstreken waar tegenop getreden wordt. Maar het komt ook voor dat er gericht tegen personen of instellingen wordt geageerd.


Tilburgers hebben sinds 1648, bij de machtwisseling tussen katholieken en protestanten, een gezonde weerzin tegen hun schout (drossaard), schepenen en andere functionarissen. Ze zijn van een ander geloof, kwamen voor het merendeel niet uit Brabant en kwamen eigenlijk uitsluitend via vriendjes en relaties aan hun goede banen. Dat levert op z'n tijd spanningen op.

Er is al eeuwenlang sprake van onrust op de straten van Tilburg en andere plaatsen. Die onrust kan verschillende oorzaken hebben. In de meeste gevallen is de onrust een gevolg van verzet tegen het gezag. Met name na 1648 komt het regelmatig voor dat er geweld wordt gebruikt tegen de kerk op de Markt die dan in handen is van de protestantse minderheid in Tilburg. Al na de verovering van Den Bosch in 1629 vaardigden de Staten-Generaal een ordonnantie uit die de katholieken verplichtten hun kerkgebouwen met hare kerckelijcke ornamenten moeten overdragen aan de nieuw geïnstalleerde of nog te installeeren predikanten van protestantse huize.

Dat resulteert in eerste instantie in een ordonantie van de Staten Generaal in Den haag waarin zij de inwoners van de Meierij van 's-Hertogenbosch verbieden om geïnstalleerde predikanten gerust ende ongemoijt te laten. Ook de protestantse toehoorders bij de diensten en predicaties moet zij in egeender wijse .. turbeeren, beletten, beschimpen ofte insolentelijk bejegenen, met woorden ofte werken. Dat betekent dat zowel de predikanten als hun toehoorders niet lastig gevallen mogen worden en er mag niet  tegen ze gescholden worden. Als mensen dat toch doen worden zij vervolgd en gestraft.

In 1688 schrijft Cornelius Rouwenius, dan predikant in Goirle, dat hij d
oort bisschopsvolck van Tilborgh, waar hij toentertijd rector van de Latijnse school was, moest vluchten. Als gevolg daarvan heeft hij inkomsten gemist en is in de schulden geraakt.

Cornelius Rouwenius Predicant tot Goirle
vertoont gants ootmoedelijck, hoe dat hij suppliant
voor desen doort Bisschopsvolck, van Tilborgh,
daer hij Suppliant doen ter tijt Rector was, heeft moeten vluchten...

Op 27 september 1719 spreken drossaard en schepenen over het gegeven dat van tijd tot tijd veel schaade aende kerck [ontstaat] door 't goijen van steenen, schieten met boogen als andersints geschiet. Zowel de glazen ramen als de dakleien lopen daarbij schade op. Zij verordonneren daarom dat niemand meer met stenen of met bogen, pijlen ofte knippels (stokken) op het kerkhof mag komen. Ook niet met klaveren (klauteren), loopen en ravellen (stoeien) op de muren rondom het kerkhof. De ouders van kinderen die betrapt worden en de meesters van de knechten, krijgen een boete.
Opmerkelijk: van de daders mag de hoet worden afgepakt en dat mag als bewijs dienen om de premie te innen.

Een paar maanden later is er sprake van vernielingen aan bomen in de Warande, langs de wegen en op het marktveld, door quaet aerdige menschen en jongers. Dat hout is voor een groot deel van particulieren en de schade is dusdanig dat er maatregelen genomen moeten worden. Dat is blijkbaar al eerder gedaan want er zijn resoluties van 2 october 1713 en van 27 september 1719 (zie hiervoor) die hier ook over gaan. Mensen worden opgeroepen om de daders aan te geven en daar staat een vergoeding tegenover. Klikken loont! Drie hele guldens.

In 1725 zijn er klachten over het verwijderen van placcaten, ordonnantien ende resoluties van de regering uitgevaardigd en door de vorsters aengeplact sijnde. Dat gebeurde bij de kerk op een aangewezen plaats in de buurt van een lindeboom. Op die manier kon iedereen er kennis van nemen. Die publikaties zijn vervolgens in stukken gescheurd waardoor iedereen buijten staet gebragt om [die] te konnen lesen. Wederom komt er een premie van maar liefst 6 gulden voor de persoon die iemand daarvoor aangeeft. Opnieuw de toevoeging dat sijnt jongens, kneghten meijden ofte kinderen de ouders of werkgevers aansprakelijk worden gesteld.

Drie jaar later 'zijn het opnieuw quaat aerdige en ondeugende jongens die de ramen van de kerk, de school aan de Veldhoven en andere panden van de gemeente ingooien, en daarmee schade toebrengen aan dak, deuren en vensters, aan de lindeboom en pomp op de Heuvel en aan de kerk.

Eind december 1730 is het huis van schepen en klerk Govert Bles aangevallen. De daders braken door de hegge en de ruiten van de keuken zijn ingeslagen. Later die avond is om 11 uur drie keer bij president-schepen Ulaeus en zijn vader de predikant, seer hart op den deur geslagen. De daders liepen telkens hard weg en zijn niet gepakt terwijl, volgens de heersende wetten men dergelijke daders vrij magh doot schieten. Er staat een premie van 50 gulden voor de personen die de daders kunnen aanbrengen.

Kort daarna, op 9 februari 1731 komt Michiel van Bommel klagen, dat dezelfde middag voor sijn huijs sijn gekoomen eene heele rot (groep) volck. Onder hen was de nachtroeper van de wijk Veldhoven, Gerit Winnick, en eenen Hamels Peter Vos anderen. De nachtroeper had een clep bij zich waarmee hji hard klepperde dat een groot geraes maeckte op straet voor sijn brug of hecken. De clapwaker had een helle bart off lange stock in zijn hand. Er ontstond een handgemeen tussen de mensen van Van Bommel en de groep.
Opstand van het kaas- en broodvolk
in Haarlem.

Van Bommel vreest dat dit een vervolg gaat krijgen en in de nacht meer geweldenarijen aan zijn huis zullen plaatsvinden. Hij verzoekt daarom een capiteijn en eenige manschap deze nacht bij zijn huis om dat te bewaken. Die burgerwacht komt er onder leiding van kapiteint Ivo vande Silver en vorster Erdegaing met zes van de ordentelijkste mannen.

Het leed is nog steeds niet geleden en de onrust bleef regelmatig opduiken.
In mei 1740 ontstaan er opnieuw ongeregeldheden, veroorzaakt door een groep inwoners die door het slaan op een pan een heleboel kabaal maken. Vervolgens slaan ze ruiten in bij Dionijs van Dijck op de Heuvel, Hendrick Becx en Quirinus van Iersel aan de kerk, Christiaan vande Grinte en Anthonij Segers op Korvel, aan het huis van Leendert van Tulder en de weduwe Francis Becx in het Nieuwland. Deze vernielingen gingen gepaard met een menigte dreijgementen. De daders zijn niet gepakt. Van deze gebeurtenissen zijn wel verklaringen opgenomen en de schepenen zijn gaan kijken naar de schade. Deze actie is gericht tegen bakkers die blijkbaar hun brood te duur verkopen. Omdat niemand met naam bekend is kan er geen aangifte worden gedaan.

In 1741 is er vuurwerk gegooid op het saterdags martvelt omstreeks 11 uur in de avond. Het was een slang of poffer dien een grooten slag gaf. Ze zoeken de schuldige.

Zo blijven er incidenten plaatsvinden in Tilburg. Soms om economische redenen (broodprijs), soms omdat de jeugd zich verveeld en gaat gooien naar openbare gebouwen.
Wat dat betreft is er bar weinig veranderd in al die eeuwen.

donderdag 18 september 2025

Het interieur van de nieuwe kerk

Het marktveld met de Heikese kerk en het stadhuis in 1892.
De portalen zijn hier nog niet gebouwd.

In de afgelopen twee
blogposts vertelde ik al dat de Tilburgers na de brand in 1595 al snel begonnen met het herstel van hun kerkgebouw. Het zou een werk van lange adem worden.
 
Naast het herstellen van de buitenmuren, het dak en de toren was er door de instortingen ook grote schade ontstaan aan het interieur van het kerkgebouw. In de kerkrekeningen staan dan ook vele posten die de aanschaf van nieuwe ornamenten en objecten betreffen. 
 
Het betreft grote interieurstukken, zoals een nieuw hoogaltaar of een nieuwe preekstoel, nieuwe altaren voor de verschillende broederschappen als nieuwe kelken en wijwatervaten.


Ik wil hier een korte opsomming noemen van enkel van deze nieuwe voorwerpen, zonder uitputtend te willen of kunnen zijn.

Een van de eerste objecten die vervangen is, is het uurwerk. In een tijd waarin de meeste mensen geen klok in huis hebben, is het belangrijk om op een centrale plek een klok te hebben waar mensen gebruik van kunnen maken. Natuurlijk heeft een klok op een kerktoren geen nu voor het hele dorp, maar wel voor een groot deel van de bevolking. 
Een nieuw uurwerk is daarom van belang en waarschijnlijk ook daarom heel snel gezocht is naar een nieuwe klok op de kerktoren. Al in december 1595 wordt daar werk van gemaakt. 
De wijzers van de het uurwerk hebben ook een opknapbeurt nodig. Het nieuwe uurwerk kwam uit Den Bosch en is door Adriaen Vreijssen uit Udenhout opgehaald. Adriaen Willems is 5 1/2 dag bezig geweest om het uurwerk te setten (plaatsen). Het is een uurwerk met gewichten.

De kleine klok, die in de kleine toren op het kruis van de kerk stond, waar de zijbeuken en de hoofdbeuk samenkomen, moet opnieuw gegoten worden. Daarvoor is clockspijs nodig om de klok te kunnen gieten.

Afbeelding van de kleine toren
in het midden van de 19de
eeuw met haan en appel.
Er komt een haen opte cleijne thooren die Henrick Janssen van Pelt maakt voor 22 stuivers en ook een appel die uit Den Bosch komt. 
Er is een nieuwe grote klok gegoten in Den Bosch en Jacob Bastiaens en Lauwreijs Noten hebben de nieuwe klok in de toren gehangen. Ze hadden daarbij de hulp nodig van 22 personen om de klok omhoog te krijgen. Met de blote handen, en sterke touwen.

Op 18 september 1596 heeft Jan Berijs een tafereel (schilderij) uit Alphen laten halen en ontvangt daarvoor 10 stuivers. Op dezelfde dag is er ook een ketel aangeschaft voor het wijwater. Op verschillende momenten is er sprake van de aanschaf van een quispel (kwast) voor het wijwatervat.

Op 27 oktober van hetzelfde jaar betalen de kerkmeesters 6 stuivers aan Zuzanna de vrouw van Joost Claes Rutthen die het kercken lijwaet (dat kan de kleding van de priesters zijn of stoffen voor de aankleding van altaren bv.) had gewassen. Op 9 september 1597 krijgt zij opnieuw betaald, nu voor drie wasbeurten van hetzelfde lijnwaet.

Cornelis Bartholomeus de schreijnwercker kreeg 11 gulden betaald voor het maken van leesbancken, cribbe ende kist in de kerk. Waarschijnlijk gaat het hier om banken waar een boek (bv een bijbel) op kunnen liggen en een kist voor de belangrijke documenten, een soort kluis. De cribbe zou voor een kerststal kunnen zijn.

Er is ook een tenne (tinnen) kelck voor de kerk aangeschaft in Den Bosch voor 35 stuivers en daarbij twee ampullen. Een kelk en ampullen roept bij mij de associatie op aan de tijd dat ik misdienaar was, en de priester tijdens de mis uit beide ampullen water en wijn schonk in de kelk dat daarmee tot het bloed van Christus transformeerde.

Op de bovenste afbeelding van de hand
van Hendrik Verhees zijn de vier kapellen
van de broederschappen zichtbaar.

De altaren in de kerk voor de verschillende broederschappen zijn ook zwaar beschadigd en dienen vernieuwd te worden. De altaarstenen zijn in hout gezet maar moeten natuurlijk ook gewijd worden voordat ze daadwerkelijk gebruikt mogen worden. Op de altaren komen kruizen te staan. De dienaren van de bisschop zorgen voor het transport om de altaarstenen te laten wijden. Daar zijn nog twee altaren aan toegevoegd met houten kruizen. 


In mei 1598 kopen de kerkmeesters een vergulde ciborie voor 18 gulden. In deze kelk plaatste men een cristelijnen glas. (kristal)

Het nieuwe hoogaltaar vereiste een heleboel werk. Daar kwam een tafereel (schilderij) in dat met het houtwerk uit Den Bosch kwam. Henrick Rutthen heeft het houtwerk van het hoogaltaar gemaakt en Jan van Oirdt het schilderwerk. De voorstelling die op het hoogaltaar is aangebracht staat in bron: historie van Sint Denijs, patroen deser kercke, ende den Edelen Ridder ende Martelaer Sint Jooris. Dat kost 400 gulden.

Aerdt Swaens, kapelaan, schenkt de kerk een schilderij. Er kwam ook een nieuwe wijwater quispel (kwast) en een emmer voor het wijwater.


Voor een nieuwe preekstoel kiest men voor schrijnwerker Lucas vander Borcht. De preekstoel krijgt ook een bewerkte hemel. Er komt een nieuwe olielamp voor het heilig Sacrament op het koor. 
 
Er komen ook twee nieuwe dompen van bleck (blakers) om toortsen en kaarsen uit te doen in de kerk.

Ook buiten het kerkgebouw is er sprake van nieuwe objecten, de vernieuwing van het hagelkruis, midden in het akkergebied de Schijf, waar een nieuwe houten kruis en drie ijzeren kruizen komen te staan. Michiel de smid heeft die ijzeren kruizen gesmeed.

In de kerk komen drie houten beelden die van Anthonius Hendricx in Mechelen zijn gekocht. Het betreft beelden van St. Dionijs, St Huijberdts, ende St Jobs voor 20 gulden.

De muzikale omlijsting krijgt eveneens aandacht namelijk een positiff (klein pijporgel) die van de schoolmeester in Breda is aangeschaft omme alhier inne de kercke gebruijckt te worden Daar hebben de kerkmeesters 62 gulden en 2 stuivers voor betaald.

In augustus 1616 is het kruis weer op de toren geplaatst. Dat kruis is bij die gelegenheid gewogen en daarbij kwam naar voren dat het kruis twee hondert tnegentich pont ende een halff weegt. Acht mannen hebben het kruis naar de kerk gedragen en naar boven gehesen en een timmerman heeft het bevestigd.

Als de toren eenmaal weer is opgebouwd en vernieuwd, is er een nieuwe haan geplaatst en daarbij een nieuwe appel.

Als laatste noem ik het plaatsen van een ovaal, bevestigd tussen het hoogaltaar en het kruiskoor, zoals dat er al hing voor de brand, in een vorm van houtsnijwerk, met daarop een afbeelding met de Twaalf apostelen, geschilderd door meesterschilder Hendrick Rutten, die daarvoor 90 gulden krijgt.  

Het is wederom een (te) lange blogpost geworden, maar hiermee sluit ik een kleine serie over de herbouw van de Tilburgse kerk aan het marktveld af. Volgende keer een ander onderwerp.