zaterdag 15 februari 2025

Het kerkhof is een rommeltje!

In de vergadering van het dorpsbestuur van Tilburg op 25 juni 1689 komt een delicate kwestie aan de orde. Het blijkt dat er op het kerkhof een soort van anarchie is ontstaan waardoor het er een zootje is geworden. Ieder respect voor de overleden medemens lijkt te ontbreken. Waarschijnlijk ligt een ander document ten grondslag aan dat besluit. Dat document is helaas niet gedateerd maar lijkt betrekking te hebben op de misstanden die het dorpsbestuur wil aanpakken.
Vanaf het prille begin van de kerk aan het marktveld die ergens eind 12de eeuw is gebouwd, werden de overledenen van Tilburg rondom de kerk begraven of, de wat meer welgestelden, in het kerkgebouw.
Hoe groot het kerkhof in aanleg is geweest, dat weten we niet.

Tilburg groeide uit tot het grootste dorp in de Nederlanden. Exacte inwoneraantallen zijn nauwelijks te geven maar in oppervlakte was het dorp het grootst. In de loop der eeuwen groeide de bevolking gestaag ondanks oorlogen en epidemieën. In 1437 bedroeg de bevolking van Tilburg ca. 2000 personen wat steeg tot een aantal van rond de 9000 personen in de hele 18de eeuw. 
Er stierven in die eeuw russen de 250 en 300 personen die een plaats moesten krijgen op het kerkhof. Bij de uitbraak van epidemieën kon dat aantal tot wel 500 of 600 oplopen.

Het lijkt daarom waarschijnlijk dat het kerkhof in het begin groter is geweest. Als je naar de onderstaande afbeelding kijkt zie je aan de linkerkant (zuidzijde) een rijtje huizen staan die er mogelijk aanvankelijk niet stonden. Het is duidelijk dat de voortdurend toenemende Tilburgse bevolking uit haar kerkhofjasje groeide.

De straten die naar het kerkhof leidden worden in de bronnen ook wel eens lijckstrate genoemd zoals in 1638.                                                 lijckstrate >


Het lijkt een relatief kleine oppervlakte voor een dergelijke bevolking. Maar er zijn nergens aanwijzingen gevonden dat eer elders Tilburgers hun graf kregen.

< het kerkhof in het begin van de 17de eeuw.

Het tweede document beschrijft een complete anarchie op het kerkhof waarbij de regels met voeten  worden getreden. Het recht van de sterkste en de brutaalste gelden op het kerkhof.

De lijken worden de hele dag door gebracht 'van welke de meeste in 't geheel niet, en andere onbehoorlijk worden aangebragt'. Dat betekent dat er geen melding wordt gemaakt wie er dood is gegaan. De lijken komen al vanaf 's morgens om acht en negen uur en ook 's avonds schuwen de mensen zich niet om lijken te brengen en te begraven tot wel middernacht. 
De aanbrengers willen dat er op 'onbehoorlijke tijt geluijt' wordt. Het luiden van de klok gebeurt meestal tijdens de begrafenis. 
De lijken komen in een 'sak' of aan een stok, dus niet in een kist(!) en sommige overledenen worden 'ter sluijk' (stiekem) begraven 'gelijk verscheijden malen is ondervonden'. 
Volgens de regels mogen overledenen alleen op 'klaar dag' en omtrent elff uure ter aarde worden besteld.

Over de plaats waar iemand de overledene wil begraven ontstaat met enige regelmaat een conflict. De meesten aanbrengers willen een plek aan de oostkant van het kerkhof, dat is achter de kerk. Maar daar is het dringen geblazen wat leidt tot een enorme chaos. Dat zorgt er voor dat dikwils lijken, welke nog niet vergaan zijn, in 't geheel of ten deele moeten worden uitgestooten, en daar door grote stank etc wordt veroorsaakt'. Dat moeten onbeschrijfelijke taferelen zijn geweest bij de Dionysiuskerk aan het marktveld, waarbij blijkbaar herhaaldelijk grafschendingen plaatsvonden.

De opsteller(s) van dit document geven er de voorkeur aan dat de lijken begraven worden 'van voor af aan, voor den Thoorn, of ter zijden van het hekken af'. Dat geeft de lijken aan de populaire oostzijde de gelegenheid om eerste te vergaan voordat dat weer begraven wordt. Maar helaas kan dat niet 'sonder dagelijx krakeel'. De opsteller(s) verzoeken dan ook dat drossaard en schepenen ingrijpen om de orde op het kerkhof weer te herstellen en de regels voor het begraven weer aan te scherpen.

Het voorstel luidt om te publiceren: dat 'voortaan geene lijken, groot nog kleijn bij avond op het kerkhoff sullen mogen worden gebragt en begraven, maar alleen 's middags omtrent elff uuren'. Er wordt de nadruk op gelegd de overledenen 'daags voor de begraaffenis pertinent aande Costerij sullen moeten worden aangegeven'. Als dat niet kan moeten die personen de volgende dag terug komen omdat alsnog te doen. Tot slot mag niemand zelf een plaats kiezen op het kerkhof  'maar sig te vreden moeten houden soo als de graffmaker die sal maken'.

De resolutie van het dorpsbestuur begint zo: 
    Alsoo de beenderen van de doode lickaemen
    dagelijcx hoe langhs soo meer vuijt de grave
    op het kerckhoff werden opgeworpen ende
    seer schandelijck daer op blijven liggen...

De aan te stellen grafmaker is Cornelis vande Plas. Hij krijgt per jaar 15 gulden uit de dorpskas en de rest van zijn inkomen krijgt hij van het daadwerkelijkk begraven van overledenen. Van hem wordt verwacht dat hij de opgeworpen beenderen altijt te ruijmen, ende de grave op het kerckhoff bij tijts te maecken. Dat kan alleen als de aanbrengers de overledenen daags van te voren aangeven bij de koster die de administratie bijhoudt.
Vande Plas krijgt voor elk lijk ouder dan twaalf jaar zes stuivers en voor kinderen onder de twaalf jaar drie stuivers. Als er mensen zijn die zich niet aan deze regels houden krijgen ze een boete drie gulden.


Pas in het begin van de 19de eeuw werd het begraven in de kerk verboden en naar aanleiding daarvan kwam er in Tilburg een nieuw kerkhof. Het katholieke kerkhof lag bij de kerk op het Goirke en de algemene begraafplaats lag aan de nieuwe Bredaseweg, dus buiten de toenmalige bebouwde kom. Daar was een katholieke hoek aangekocht door de parochie 't Heike.




Begrafenisstoet van burgemeester Willem P.A. Mutsaers in de Zomerstraat op weg naar het kerkhof aan de Bredaseweg in 1907 >

[Bronnen: 
[Eerste afbeelding vervaardigd door chat GPT; tekst 
'lijckstrate' uit archief 14 invnr 8002 scan 95; plattegrond kerk en kerkhof uit Actum Tilliburgis; collectie RA Tilburg fotonummer 063901]

maandag 3 februari 2025

Vandalisme en belediging aan huis in Goirle

gemaakt met behulp van chat-gpt
Catharina dochter van Jan Jacob Swagemakers, huisvrouw van landmeter Niclaes Janssoon van Wijck en inwoonster van Goirle, verschijnt voor schepenen van Tilburg en Goirle met een klacht.

De klacht behelst de persoon van Anthonis Anthonis Adriaen Alewijns die eveneens in Goirle woonachtig is. 

Catharina verklaart dat op de avond van 12 september, de dag voor deze verklaring, Anthonis fortselijck ontstucken gebroocken heeft, het venster van haer comparante huijse. Catharina zei tegen Anthonis dat zij over dit gewelt ende fortse zich zou gaan beclaghen. Dat laat Anthonis niet over zijn kant gaan en hij gaat Catharina belasteren. Gij sijdt maer een uijtgebruijde hoer en Ghij hebt u overal vuijtgestoolen en meer van dergelijke woorden. Dat zijn niet bepaald complimenten en hebben betrekking op haar gedrag en eerlijkheid die volgens Anthonis zwaar onder de maat zijn.

Catharina wil en kan dat niet accepteren en later passeren. De dag na het voorval stapt zij naar de schepenen, ze laat er geen gras over groeien. Zij wil genoegdoening naer rechts behoiren, zodat zij dit achter haar kan laten en zich er niet meer over hoeft te beklagen. Zij is daarvoor in het huis van de heer van Tilburg en Goirle gekomen voor schepenen Isebrant Gheritssoon Brock en Hendrick Gheridt Borchmans, schepenen van dienst.

Dat het Catharina hoog zit blijkt uit het feit dat zij deze verklaring afgeeft met schreijende ooghen, voor Huijbert van Malsen, heer van de heerlijkheid Tilburg en Goirle.

Deze akte is opgesteld op 13 september 1610.

Of dit tot een proces voor de schepenbank heeft geleid is helaas (nog) niet bekend.

[afbeelding gemaakt met behulp van chat-gpt]

donderdag 16 januari 2025

Eed voor een klerk ter secretarie in Tilburg (1799)

Op de secretarie van de dorpen, dus ook die van Tilburg en Goirle, werkten een secretaris en één of meer klerken. Zij waren natuurlijk verantwoordelijk voor het schrijfwerk ten behoeve van het dorpsbestuur en de schepenbank. Maar de secretaris had ook de functie van archivaris. Tot zijn taak behoorde het om de documenten op orde te maken of in orde te brengen. Ook toen al was het belangrijk dat informatie terug gevonden kon worden.

In die tijd lag het archief in de toren van de Dionysiuskerk aan het marktveld, nu Oude Markt. Een van de weinig stenen gebouwen in het dorp. Vanaf 1683 was daar ook de secretarie gevestigd al heette dat toen nog een 'raadkamer'.

In tijden van oorlog was het niet ongebruikelijk dat het archief van het dorp naar een stad verhuisde, in het geval van Tilburg gingen de papieren naar 's-Hertogenbosch. Daar lag het veiliger dan in het dorp zelf waar nauwelijks verdediging mogelijk was.

In sommige gevallen duurde de strijd zo lang dat het dorpsbestuur onthand was door de afwezigheid van het dorpsarchief. Zo richtte het dorpsbestuur zich in 1675 tot de Raad van State om hun archief terug te krijgen. Het stond al sinds 1672 buiten het dorp in 's-Hertogenbosch. De secretaris moest grote moeite doen en kosten maken om inwoners die daarom vroegen, gegevens uit het archief te verschaffen.

In de dorpsrekeningen staat er jaarlijks een post waarin de secretaris geld krijgt voor het instellen, concipieren ende grosseren deser Reeckeninge. mitsgaders vande documenten hier vorens geexhibeert in ordre te voegen als ordinaris de somme van 20 gulden. Dit citaat staat in de dorpsrekening van 1672. [Bron: 3/806/scan 76] De secretaris als archivaris avant la lettre. De dorpsrekeningen wilden ze goed bewaren!

Een goede eeuw later was er het een en ander verandert aan het beheer van het dorpsarchief. 

Op 18 november 1799 legt Arnoldus Adriaan Mutsaars een eed af. Arnoldus is toegetreden tot de ambtenarij van Tilburg en hij bekleed daar een verantwoordelijke functie. Hij is clerq ter Secretarije van Tilburg en Goirle. Hij heeft toegang tot veel vertrouwelijke informatie en om te voorkomen dat er 'gelekt' wordt moet hij de volgende verklaring afleggen.
Die verklaring legt hij af voor Hendrik Leonard van Tulder als vervanger van drossaard Adriaan van der Willigen die verhinderd is.

Arnoldus belooft Dat hij alle Zaaken, welke behooren secreet te blijven, bij hem zal behouden tot tijd en wijlen dezelve zullen mogen worden geopenbaard.' Vervolgens belooft hij dat hij geene Privilegien, Chartres of Papieren tot de Secretarije behoorende, zal verduijsteren en daar van aan Niemand, wie hij zij, visie of copien geeven, buijten weeten vanden Secretaris, en voorts doen wat een Goed en Getrouw Clerq schuldig is te doen, en heeft hij het zelve, met de woorden, Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig, bevestigt. 
Een soortgelijke eed of verklaring moeten ambtenaren heden ten dage nog steeds afleggen of ondertekenen. Een overheid die gevoelige informatie lekt, je moet er toch niet aan denken!

Arnoldus Mutsaers had een mooie, sierlijke handtekening die hem ongetwijfeld rimpelloos door zijn ambtenarenbestaan heeft geloodst.