Posts tonen met het label Heikese kerk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Heikese kerk. Alle posts tonen

maandag 28 juli 2025

De kerk als bouwplaats



Gegenereerde afbeelding door chat gpt

Vorige keer vertelde ik over de aanleiding voor de brand in de kerk van Tilburg aan de markt in 1595. Deze kerk was de parochiekerk en het enige volwaardige kerkgebouw in Tilburg. Dat levert meteen problemen op voor de beminde gelovigen van de parochie. Hoe kunnen ze nu aan hun kerkelijke plichten voldoen en de sacramenten toegediend krijgen? Waar moeten ze hun kinderen laten dopen, hun doden begraven en huwelijken sluiten? Dat zijn eind 16de eeuw serieuze problemen voor een gelovige gemeenschap.

Het is daarom niet verbazingwekkend dat enkele parochianen met hun pastoor kort na de brand in actie komen om de schade snel te herstellen.

De pastoor, de kerkmeesters en de parochianen realiseren zich terdege dat het nog enkele jaren kan duren voordat er toestemming komt om voor een bijdrage van overheidswegen in aanmerking te komen. Als ze snel weer een bruikbaar gebouw willen zullen ze met eigen initiatieven op de proppen moeten komen. De officiële aanvraag voor steun kan alsnog van start gaan en ondertussen kan de reparatie van het kerkgebouw van start gaan.
Bovendien anticiperen de Tilburgers alvast op de toestemming die gaat volgen om percelen uit de gemeint (gemeenschappelijke grond) te verkopen om op die manier aan de broodnodige guldens te komen.

Pas op 5 februari 1597 komt Philips II in zijn hoedanigheid van hertog van Brabant over de brug met een octrooi waarbij Tilburg 200 bunder mag verkopen uit hun gemeint. De opbrengst daarvan moeten zij benutten om de kerk weer in zijn oude glorie te herstellen. De anticiperende inwoners van Tilburg waren al in 1595 overgegaan tot het verkopen van percelen uit de gemeint. Ze namen daarmee een voorschot op de hertogelijke goedkeuring. 

Om voor het verlenen van het octrooi al over te gaan tot het beginnen met de broodnodige reparaties was het nodig om secretaris Jan de Roij in te schakelen om hijem de nodige middelen inzette ter waarde van Lxvi gulden om de broodnodige toestemming te krijgen. De kerkmeesters waren bang dat alsnog delen van de kerk ouden instrorten als er geen maatregelen werden genomen om dat te voorkomen. Ze waren met name bang dat inden wulfsel (gewelven) ende andersinss hadde moghen vergaene ende te nedervallen.

De kerkrekening die begint in 1591 sluiten de kerkmeesters, Joachim Jan Willem Verschueren en Jan Heiliger Berijs, af op de dag nadat de kerk afbrandt. Dat is een verstandige keuze want ze begrijpen dat de reparatie cq herbouw van de kerk een enorme investering zal vragen. De volgende rekening zal voor het grootste deel uit uitgaven voor dat enorme werk bestaan.

De kerkrekening over 1596-1600 geeft een prachtig overzicht van alle schenkingen die de kerkfabriek dankbaar ontvangt en somt uitgebreid de uitgaven op voor het herbouwen, verbouwen, en vernieuwen van onderdelen aan en in de kerk.

Om alvast te kunnen beginnen starten pastoor en kerkregenten met een "omganck door het geheele dorp" om te collecteren. Jonkeer Huijbert van Malsen en de abt van Tongerloo schenken ieder 100 gulden. Zo zijn er nog meer schenkers, groot en klein, in de vorm van geld maar zeker ook in de vorm van hout. Het geld kwam in de meeste gevallen door kleine giften of het ophalen van geld tijdens de zondagmis. Er zijn hele lijsten te vidnden van de donaties die zijn opgehaald, per herdgang.

Lijste vanden nabueren die
totter kercken Reparatie hebben
gecontribueert 23 aprill 95
alsoo volght















            Engelken Denijs de Beer - 6 1/2 st
30 st    Denijs Peter Wouters aen 
            Michiel Dielis te halen
10 st    Cornelis Wijten
10 st    Adriaen Jan Peters
            Adriaen Reijner de Groot - 2 gulden 14 st
10 st    Peter Berijs
            Jan Denijs Henrick Wouters - 2 gulden 14 st
            Jan Peter Goijartdts - 1 st
            Jan Geridtss aenden Herstal 
            eenen eijcken boom omgehouwen sijnde

Dergelijke lijsten zijn er van elke herdgang. Je kunt zien dat alle giften, groot, klein en in nature welkom waren en op de lijsten staan genoteerd.


Er waren meer opties om aan geld te komen, zoals van het convent van Tongerloo, dat een deel van de tienden in Tilburg inde, en daar deden de Tilburgers een beroep op. Helaas waren de kloosterlingen minder toeschietelijk dan gehoopt en ook de bisschop gaf niet thuis. Het betekende dat Tilburg werd gedaagd voor het gerecht en als gevolg daarvan moeten de kosten verhaald worden op de opbrengsten die eigenlijk bedoeld waren voor het opbouwen van de kerk.

Er is een enorme hoeveelheid hout nodig om de kerk weer in orde te krijgen. Dat wekt nauwelijks verbazing, aangezien de structuur van een gebouw voor het grootste deel uit hout, met name balken, bestaat. En vuur is slecht voor hout, ook al is het niet helemaal verbrand, dan nog is het vervangen van balken soms de enige mogelijkheid om er zeker van te zijn dat het gebouw weer sterk is.

Het eerste wat in gang wordt gezet is het opruimen van de rommel, die deels verkocht wordt als afvalhout, en het water- en winddicht maken van het dak van het schip van de kerk. Daarom nodigen de kerkmeesters verschillende timmermannen uit die het 'optimmeren' van de kerk willen aannemen. Er staan verschillende timmerlui in de rekeningen omdat er soms onderdelen apart zijn aanbesteed. Waarschijnlijk om het tempo er in te houden.

In de rekeningen staan verschillende posten waar schaliën worden aangeschaft. Het is niet duidelijk of dat houten exemplaren zijn of toch gewoon de stenen variant. Er komen ook posten voor leien voor. Wat duidelijk is: ze worden met duizenden tegelijk besteld en naar Tilburg getransporteerd.

Er moet zoveel hout aangevoerd worden van heinde en verre, dat er speciale houtwagens zijn aangeschaft door het dorp en geleend/gebruikt van inwoners, om het hout aangevoerd te krijgen. Vanwege het gewicht was het blijkbaar nodig om zeer regelmatig de wielen en assen te smeren. Daarvoor gebruikt men in die tijd, allerlei vetten, zoals 'terre' (teer), zeep (meestal een combinatie van plantaardige en dierlijke grondstoffen), dierlijk vet zoals reuzel en ook spekvet en in een enkel geval olije van olijff.

Dit smeervet was ook nodig voor de craen die op de bouwplaats in gebruik was. De kerk is een hoog gebouw en zonder kraan kon je moeilijk grote hoogtes overwinnen. Over deze kraan zijn geen verdere details bekent, maar het zal voor een belangrijk deel uit touwen (zeelen) hebben bestaan die over een katrol het hijsen eenvoudiger maakte.
Afbeelding van de kerk van Tilburg uit een document dat diende als bijlage bij een proces in 1657.
het is duidelijk een kruiskerk met kapellen en een kleine toren. De verhoudingen zijn niet realistisch.
Collectie Regionaal Archief Tilburg fotonr. 066000

Voor het naar boven krijgen van bouwmateriaal is een mandeken om den steen te takelen of brengen betaald men 3,5 stuivers. Metsel- of speciekuipen zijn ook noodzakelijk voor de boue en het smeren van muren en wanden. Voor drije cuijpkens den metsers alsdoen gecocht om den mortel in te setten is 7 stuivers en 1 oort opgeschreven. Om de mortel te maken gebruikte de metselaars en hun knechten eenen eemer, schoup ende rieck

Seelen (touwen) zijn eveneens nodig om materiaal naar boven te krijgen. Daarvoor waren ook leren (ladders) onmisbaar.

Bij de bouw waren tienduizenden 'nagelen' nodig. Dat varieerde van deurnagelen, stopnagelen, lasnagelen, leinagelen, soldeernagelen, vensternagelen en zo nog wat varianten.
Lood was een andere noodzakelijkheid bij de bouw, vele rollen zijn er naar Tilburg vervoerd, vaak vanuit Den Bosch. Wat te denken van de afwatering waarvoor goten op grote schaal zijn aangeschaft.

Kalk is eveneens een belangrijke grondstof. De hoeveelheid wordt aangegeven in 'maten'. Kalk was nodig om mortel te maken maar ook om de wanden te smeren (stucen). Alweer in grote hoeveelheden door de jaren heen aangeschaft.

Een belangrijk onderdeel van de bouw zijn ook de steigers, waar uiteraard hout en ook ijzer voor nodig was. De smid (of smeden) in Tilburg hebben druke jaren gehad met veel onderdelen die de bouwplaats nodig heeft. De nagels (spijkers) worden ook gesmeed, maar ze kwamen toch vooral van buiten het dorp, met name uit Maastricht waar ook heel veel leien en schaliën vandaan kwamen. Waarschijnlijk kwam deze aanvoer over het water en kwam vanaf de haven bv in 's Gravenmoer over de weg naar Tilburg.

Het was een enorme logistieke operatie omdat het bouwmateriaal lang onder weg is. Er zijn ook regelmatig posten waarbij bv bomen of hout moeten worden besien. Het bekijken van het beschikbare hout, meestal voordat het gekapt wordt, speelde een belangrijke rol om te beoordelen of het geschikt was om te gebruiken en de geschikte onderdelen te selecteren. Vervolgens laden op de wagen(s) en rijden maar.

Er trok bij gelegenheid een heel konvooi door Brabant om schaliën, hout en andere benodigdheden te halen. In 1595 reden er 18 wagens naar Weelde om schaliën te halen.

Wat ook met honderden tegelijk is aangeschaft en aangevoerd zijn de zogenaamde schalieborden. Dat zijn dunne  planken met behulp waarvan de schalien of leien op het dak worden bevestigd. De schalieborden zijn wat dunner en worden over het hele dak gelegd om een aaneengesloten ondergrond te krijgen, waar op de schaliën en/of leiden worden bevestigd. 
Tot slot, die zijn ook als laatste in de rekening terug te vinden, zijn er plavuijsen en vloersteenen aangeschaft. Soms tweedehands maar ook nieuw gebakken exemplaren uit.

Twee tekeningen van de hand van Hendrik Verhees die perspectivisch niet helemaal
kloppen maar toch een indruk geven van de kerk zoals die eind 18de eeuw aan de markt stond.
De bovenste tekening toont het aanzicht vanuit het zuidoosten en de onderste vanuit het noorden.
Brabant collecctie..

In een volgende blogpost laat ik meer zien wat en zoal voor de aankleding van de kerk werd aangeschaft door de kerkmeesters.

woensdag 18 juni 2025

Grafmonument voor Huibert van Malsen in 1612


Sepiatekening van de grafzerk van Huibert van Malsen. Brabantcollectie UvT
Hierboven staat een sepiatekening van de grafsteen die heeft gelegen op het graf van Huibert van Malsen, heer van Tilburg & Goirle, die op 22 maart 1612 overleed. Hij was toen 57 jaar oud volgens het opschrift. Deze grafsteen lag in het koor van de kerk van Tilburg bij de markt, maar is helaas verloren gegaan. Waarschijnlijk bij de herbouw van de kerk na 1823.
Over de betekenis van de wapenschilden op de zerk lees het artikel van J.A.J. Becx in het jaarboek De Lindeboom nr. 5.

Het grafschrift bevat de gebruikelijke bewoordingen voor een overledene: niets dan goeds. Er staat ook dat hij 57 jaar oud was toen hij zijn laatste adem uitblies. Dat betekent dat hij in 1555 is geboren.
Het is de vraag wat Hubert van Malsen en/of zijn familie voor ogen hadden toen ze besloten een grafsteen met een familiegraf (grafkalder?) in de kerk van Tilburg te bouwen. Er zijn eerdere heren van Tilburg overleden en waarschijnlijk ook begraven maar daarvoor verwijs ik naar het artikel hiervoor. genoemd.

Hubert van Malsen was de derde heer van Tilburg in zijn familie en hij kreeg in 1588 de heerlijkheid in handen omdat zijn vader overleed. In de 80-jarige oorlog die dan nog volop woedt is het kasteel van Tilburg, waar de Van Malsens woonden, zwaar beschadigd geraakt door de strijd. De familie, Hubert in die geval, was bezig om reparaties uit te voeren. In 1595 was bovendien de kerk in brand gestoken door nota bene katholieke soldaten uit het Bossche garnizoen. Die wilden geuzen die zich in de kerk hadden  verschanst in met name de kerktoren uit de toren verjagen. De voornamelijk houten torenspits stortte in  en de rest van de kerk was eveneens beschadigd geraakt. 

Inmiddels was het herstel van het kerkgebouw vanaf 1605 ter hand genomen door de aanschaf van schaliën (houten of stenen dakbedekking) en leien voor het dak. Vanaf 1611 is er al vermelding van werkzaamheden aan een nieuw hoogaltaar in de kerk. Daarover schrijf ik meer in een volgende blogpost.

Toen Huibert van Malsen begin 1612 overleed, zou het grafmonument en eventueel de grafkelder in een gehavend kerkgebouw worden geplaatst. Er is ook een ander scenario denkbaar waarbij de vernielingen in en aan de kerk de mogelijkheid boden om een dergelijk grafmonument en eventuele grafkelder aan te leggen. Hoe dan ook, het grafmonument kwam er.

In het archief van de heerlijkheid Tilburg & Goirle bevindt zich een concept tekst van het grafopschrift.

De begrafenis en uitvaart van Hubert van Malsen werd betaald door de dorpen. De dorpsrekening levert daar het bewijs voor. De schepenen kopen in Breda een oxhoofd Franse wijn tegens den vuijtvaert van mijne E(dele) heer van Tilborch.

Blijkbaar was het nodig om de straat te repareren. Er wordt met twee paarden twee kerren zandt gevuert om gedurende een dag de straet op te sanden als de heer van Tilborch worde begraven. Dat kostte 20 1/2 gulden. Blijkbaar waren er kuilen in de weg die opgevuld moesten worden om de lijkkoets (en mogelijk andere koetsen) niet te heftig te laten schudden. Het stoffelijk overschot moest vanaf het kasteel naar de parochiekerk worden vervoerd.

Bij de begrafenis van Hubert van Malsen was er al sprake van het behangen van het hoog koor met zwart laken.

Na het overlijden van Hubert van Malsen volgt een uitnodiging van den jonge heere van Tilborch voor het dorpsbestuur, en de pastoors van Tilburg en Goirle. Zij gebruiken op 9 augustus 1612 een maaltijd op het kasteel van Tilburg, waarbij de schout drinkgeld schenkt aan de dienaren ten bedrage van drie gulden en elf stuivers. Deze jonge heer was Adriaan van Malsen, de zoon van Hubert, die in zijn vaders voetsporen trad. Hij werd op 17 januari 1613 beleend met de heerlijkheid.
De relatie tussen heer en bestuur en pastoors was blijkbaar goed en dat is geen verrassing, aangezien zowel de heer en als het dorpsbestuur katholieken waren die onder druk stonden van de protestantse overheid. De banden goed houden is dan verstandig. 

Op 23 oktober nodigde de weduwe van Hubert, Ottelien van Hargen, eveneens het dorpsbestuur en de pastoors van Tilburg en Goirle uit voor een maaltijd op het kasteel van Tilburg. De schout beloonde de dienaren opnieuw met drinkgeld voor hetzelfde bedrag.

Op twee juli 1612 logeerde de heer van Grobbendonck, getrouwd met dochter Maria van Malsen, opt huijs van mijne heere van Tilborch en die kreeg van het dorpsbestuur een lam van 30 stuivers. Dergelijke geschenken waren heel gebruikelijk.

Bijna twee jaar later overlijdt op 19 mei 1614 Maria Magdalena van Malsen, dochter van wijlen Hubert van Malsen. Zij wordt begraven in Tilburg, waarschijnlijk in het familiegraf. Ruime een jaar later, op 20 september 1615, blaast Otteline van Hargen, de weduwe van Hubert van Malsen, haar laatste adem uit. Haar stoffelijk overschot wordt eveneens naar Tilburg vervoert op 22 september 1615. Het lijkt logisch dat ook zij is bijgezet in het graf van haar echtgenoot in de kerk van Tilburg.
Joffrou Otto me vrou van Tilborch overleden 20 september 1615
Op 25 september worden de jonge jouffrouwen van Tilborch in Den Bosch opgehaald, waarschijnlijk om de begrafenis van hun moeder bij te wonen. Die uitvaart vindt plaats op 29 oktober 1615 en bij die gelegenheid wordt aan de dienaren een som van vijf gulden uitgereikt.

22 meert 1612 obijt D. Hubertus de Malsen dominus du Tilborch Ghoirle etc.
Adriaen van Malsen was officier in Spaanse dienst en vertoeft in de Rijnpalts tijdens de 30-jarige oorlog. Hij overlijdt na een ziekte op 21 september 1621 in Mainz. Het overlijden komt via een expressen bode op stond vuijt de Palss terecht bij de gouverneur van de stad 's-Hertogenbosch, Anthonij van Grobbendonck, verclaerende den doot ende sterven des edelen vrome heer van Tilborch ende Gool.

Naar aanleiding van zijn overlijden is er een rouwbord geplaatst in de kerk van Tilburg. De schout van Tilburg krijgt de opdracht om met pen en inkt te laten vuijttrecken de quartieren van de wapenen staende op den zark van den Heere van Tilborch. Carel van den Campe die namens Maria van Malsen, echtgenote van Anthony Schetz van Grobbendonck, de voorbereidingen voor de dienst voor Adriaen van Malsen doet, schreef op 21 november 1621 aan de schout van Tilburg hij de wapenen hebbe twel ontfangen.

In een brief vraagt Carel vanden Campe om advies om het Choir vanden kercke met swarten baij oft twel met swaert laken te behangen ende dat aleenlijck geduerende datmen den dienst doen sal, sonder langer. Hij wil ook de maten weten vanden hooghen altaer.
In een andere brief zegt hij dat alle dingen tot de begraefenisse gereedt zijn. Hij zal tijdig laten weten wanneer de wagen kan komen om alles op te halen uit Den Bosch. Op 20 november 1621 schrijft hij dat alles klaar staat en de wagen kan komen om het op te halen. Op dinsdag, dat is volgens mijn berekening 27 november, moet de dienst gehouden worden. Alle functionarissen krijgen ook een zwart kostuum, gelijck zij vanden anderen Heere van Tilborch zaliger hadden. Dat was ook gebeurd bij de begrafenis van zijn vader Huibert van Malsen.
Opvallend is een briefje waar de namen van 36 arme jongens uit Tilburg en Goirle op staan. Zij moeten zich op 23 november 1621 melden om 9 uur 's morgens bij het huis van de schout. Daar krijgen ze een swart laecken met een tortse waermede de selve staen opden coor. Het zal een plechtige en indrukwekkende herdenkingsdienst zijn geweest. 
Het kasteel van Tilburg aan het eind van de 17de eeuw.
Met het overlijden van Adriaen van Malsen, zonder nageslacht, is de mannelijke lijn van de familie van Malsen uitgestorven. De heerlijkheid vervalt nu aan zijn zuster Maria, die getrouwd is met Anthonij Schetz van Grobbendonk, gouverneur van 's-Hertogenbosch. Het geslacht van Grobbendonck blijft enkele generaties het heerlijkheid besturen.

Bronnen:
Archief 2, Heerlijkheid Tilburg en Goirle, 1387-1888, inventarisnummer 154-157.
Archief 3, Dorpsbestuur van Tilburg en Goirle 1387-1810, inventarisnummer 395 (scan 44 en 47) en 752 (scan 15, 18 en 32) en 2693.
J.A.J. Becx, De oorsprong van het kasteel van Tilburg en de herkomst van het geslacht Van Malsen, in: De Lindeboom, Jaarboek V, 1981.

donderdag 16 januari 2025

Eed voor een klerk ter secretarie in Tilburg (1799)

Op de secretarie van de dorpen, dus ook die van Tilburg en Goirle, werkten een secretaris en één of meer klerken. Zij waren natuurlijk verantwoordelijk voor het schrijfwerk ten behoeve van het dorpsbestuur en de schepenbank. Maar de secretaris had ook de functie van archivaris. Tot zijn taak behoorde het om de documenten op orde te maken of in orde te brengen. Ook toen al was het belangrijk dat informatie terug gevonden kon worden.

In die tijd lag het archief in de toren van de Dionysiuskerk aan het marktveld, nu Oude Markt. Een van de weinig stenen gebouwen in het dorp. Vanaf 1683 was daar ook de secretarie gevestigd al heette dat toen nog een 'raadkamer'.

In tijden van oorlog was het niet ongebruikelijk dat het archief van het dorp naar een stad verhuisde, in het geval van Tilburg gingen de papieren naar 's-Hertogenbosch. Daar lag het veiliger dan in het dorp zelf waar nauwelijks verdediging mogelijk was.

In sommige gevallen duurde de strijd zo lang dat het dorpsbestuur onthand was door de afwezigheid van het dorpsarchief. Zo richtte het dorpsbestuur zich in 1675 tot de Raad van State om hun archief terug te krijgen. Het stond al sinds 1672 buiten het dorp in 's-Hertogenbosch. De secretaris moest grote moeite doen en kosten maken om inwoners die daarom vroegen, gegevens uit het archief te verschaffen.

In de dorpsrekeningen staat er jaarlijks een post waarin de secretaris geld krijgt voor het instellen, concipieren ende grosseren deser Reeckeninge. mitsgaders vande documenten hier vorens geexhibeert in ordre te voegen als ordinaris de somme van 20 gulden. Dit citaat staat in de dorpsrekening van 1672. [Bron: 3/806/scan 76] De secretaris als archivaris avant la lettre. De dorpsrekeningen wilden ze goed bewaren!

Een goede eeuw later was er het een en ander verandert aan het beheer van het dorpsarchief. 

Op 18 november 1799 legt Arnoldus Adriaan Mutsaars een eed af. Arnoldus is toegetreden tot de ambtenarij van Tilburg en hij bekleed daar een verantwoordelijke functie. Hij is clerq ter Secretarije van Tilburg en Goirle. Hij heeft toegang tot veel vertrouwelijke informatie en om te voorkomen dat er 'gelekt' wordt moet hij de volgende verklaring afleggen.
Die verklaring legt hij af voor Hendrik Leonard van Tulder als vervanger van drossaard Adriaan van der Willigen die verhinderd is.

Arnoldus belooft Dat hij alle Zaaken, welke behooren secreet te blijven, bij hem zal behouden tot tijd en wijlen dezelve zullen mogen worden geopenbaard.' Vervolgens belooft hij dat hij geene Privilegien, Chartres of Papieren tot de Secretarije behoorende, zal verduijsteren en daar van aan Niemand, wie hij zij, visie of copien geeven, buijten weeten vanden Secretaris, en voorts doen wat een Goed en Getrouw Clerq schuldig is te doen, en heeft hij het zelve, met de woorden, Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig, bevestigt. 
Een soortgelijke eed of verklaring moeten ambtenaren heden ten dage nog steeds afleggen of ondertekenen. Een overheid die gevoelige informatie lekt, je moet er toch niet aan denken!

Arnoldus Mutsaers had een mooie, sierlijke handtekening die hem ongetwijfeld rimpelloos door zijn ambtenarenbestaan heeft geloodst.