vrijdag 31 oktober 2025

Rumoer in de straten!

Plundering huizen belastingspachters in 1748 in Amsterdam.

Overlast op straat door met name jongeren is van alle tijden. Meestal zijn het kwajongensstreken waar tegenop getreden wordt. Maar het komt ook voor dat er gericht tegen personen of instellingen wordt geageerd.


Tilburgers hebben sinds 1648, bij de machtwisseling tussen katholieken en protestanten, een gezonde weerzin tegen hun schout (drossaard), schepenen en andere functionarissen. Ze zijn van een ander geloof, kwamen voor het merendeel niet uit Brabant en kwamen eigenlijk uitsluitend via vriendjes en relaties aan hun goede banen. Dat levert op z'n tijd spanningen op.

Er is al eeuwenlang sprake van onrust op de straten van Tilburg en andere plaatsen. Die onrust kan verschillende oorzaken hebben. In de meeste gevallen is de onrust een gevolg van verzet tegen het gezag. Met name na 1648 komt het regelmatig voor dat er geweld wordt gebruikt tegen de kerk op de Markt die dan in handen is van de protestantse minderheid in Tilburg. Al na de verovering van Den Bosch in 1629 vaardigden de Staten-Generaal een ordonnantie uit die de katholieken verplichtten hun kerkgebouwen met hare kerckelijcke ornamenten moeten overdragen aan de nieuw geïnstalleerde of nog te installeeren predikanten van protestantse huize.

Dat resulteert in eerste instantie in een ordonantie van de Staten Generaal in Den haag waarin zij de inwoners van de Meierij van 's-Hertogenbosch verbieden om geïnstalleerde predikanten gerust ende ongemoijt te laten. Ook de protestantse toehoorders bij de diensten en predicaties moet zij in egeender wijse .. turbeeren, beletten, beschimpen ofte insolentelijk bejegenen, met woorden ofte werken. Dat betekent dat zowel de predikanten als hun toehoorders niet lastig gevallen mogen worden en er mag niet  tegen ze gescholden worden. Als mensen dat toch doen worden zij vervolgd en gestraft.

In 1688 schrijft Cornelius Rouwenius, dan predikant in Goirle, dat hij d
oort bisschopsvolck van Tilborgh, waar hij toentertijd rector van de Latijnse school was, moest vluchten. Als gevolg daarvan heeft hij inkomsten gemist en is in de schulden geraakt.

Cornelius Rouwenius Predicant tot Goirle
vertoont gants ootmoedelijck, hoe dat hij suppliant
voor desen doort Bisschopsvolck, van Tilborgh,
daer hij Suppliant doen ter tijt Rector was, heeft moeten vluchten...

Op 27 september 1719 spreken drossaard en schepenen over het gegeven dat van tijd tot tijd veel schaade aende kerck [ontstaat] door 't goijen van steenen, schieten met boogen als andersints geschiet. Zowel de glazen ramen als de dakleien lopen daarbij schade op. Zij verordonneren daarom dat niemand meer met stenen of met bogen, pijlen ofte knippels (stokken) op het kerkhof mag komen. Ook niet met klaveren (klauteren), loopen en ravellen (stoeien) op de muren rondom het kerkhof. De ouders van kinderen die betrapt worden en de meesters van de knechten, krijgen een boete.
Opmerkelijk: van de daders mag de hoet worden afgepakt en dat mag als bewijs dienen om de premie te innen.

Een paar maanden later is er sprake van vernielingen aan bomen in de Warande, langs de wegen en op het marktveld, door quaet aerdige menschen en jongers. Dat hout is voor een groot deel van particulieren en de schade is dusdanig dat er maatregelen genomen moeten worden. Dat is blijkbaar al eerder gedaan want er zijn resoluties van 2 october 1713 en van 27 september 1719 (zie hiervoor) die hier ook over gaan. Mensen worden opgeroepen om de daders aan te geven en daar staat een vergoeding tegenover. Klikken loont! Drie hele guldens.

In 1725 zijn er klachten over het verwijderen van placcaten, ordonnantien ende resoluties van de regering uitgevaardigd en door de vorsters aengeplact sijnde. Dat gebeurde bij de kerk op een aangewezen plaats in de buurt van een lindeboom. Op die manier kon iedereen er kennis van nemen. Die publikaties zijn vervolgens in stukken gescheurd waardoor iedereen buijten staet gebragt om [die] te konnen lesen. Wederom komt er een premie van maar liefst 6 gulden voor de persoon die iemand daarvoor aangeeft. Opnieuw de toevoeging dat sijnt jongens, kneghten meijden ofte kinderen de ouders of werkgevers aansprakelijk worden gesteld.

Drie jaar later 'zijn het opnieuw quaat aerdige en ondeugende jongens die de ramen van de kerk, de school aan de Veldhoven en andere panden van de gemeente ingooien, en daarmee schade toebrengen aan dak, deuren en vensters, aan de lindeboom en pomp op de Heuvel en aan de kerk.

Eind december 1730 is het huis van schepen en klerk Govert Bles aangevallen. De daders braken door de hegge en de ruiten van de keuken zijn ingeslagen. Later die avond is om 11 uur drie keer bij president-schepen Ulaeus en zijn vader de predikant, seer hart op den deur geslagen. De daders liepen telkens hard weg en zijn niet gepakt terwijl, volgens de heersende wetten men dergelijke daders vrij magh doot schieten. Er staat een premie van 50 gulden voor de personen die de daders kunnen aanbrengen.

Kort daarna, op 9 februari 1731 komt Michiel van Bommel klagen, dat dezelfde middag voor sijn huijs sijn gekoomen eene heele rot (groep) volck. Onder hen was de nachtroeper van de wijk Veldhoven, Gerit Winnick, en eenen Hamels Peter Vos anderen. De nachtroeper had een clep bij zich waarmee hji hard klepperde dat een groot geraes maeckte op straet voor sijn brug of hecken. De clapwaker had een helle bart off lange stock in zijn hand. Er ontstond een handgemeen tussen de mensen van Van Bommel en de groep.
Opstand van het kaas- en broodvolk
in Haarlem.

Van Bommel vreest dat dit een vervolg gaat krijgen en in de nacht meer geweldenarijen aan zijn huis zullen plaatsvinden. Hij verzoekt daarom een capiteijn en eenige manschap deze nacht bij zijn huis om dat te bewaken. Die burgerwacht komt er onder leiding van kapiteint Ivo vande Silver en vorster Erdegaing met zes van de ordentelijkste mannen.

Het leed is nog steeds niet geleden en de onrust bleef regelmatig opduiken.
In mei 1740 ontstaan er opnieuw ongeregeldheden, veroorzaakt door een groep inwoners die door het slaan op een pan een heleboel kabaal maken. Vervolgens slaan ze ruiten in bij Dionijs van Dijck op de Heuvel, Hendrick Becx en Quirinus van Iersel aan de kerk, Christiaan vande Grinte en Anthonij Segers op Korvel, aan het huis van Leendert van Tulder en de weduwe Francis Becx in het Nieuwland. Deze vernielingen gingen gepaard met een menigte dreijgementen. De daders zijn niet gepakt. Van deze gebeurtenissen zijn wel verklaringen opgenomen en de schepenen zijn gaan kijken naar de schade. Deze actie is gericht tegen bakkers die blijkbaar hun brood te duur verkopen. Omdat niemand met naam bekend is kan er geen aangifte worden gedaan.

In 1741 is er vuurwerk gegooid op het saterdags martvelt omstreeks 11 uur in de avond. Het was een slang of poffer dien een grooten slag gaf. Ze zoeken de schuldige.

Zo blijven er incidenten plaatsvinden in Tilburg. Soms om economische redenen (broodprijs), soms omdat de jeugd zich verveeld en gaat gooien naar openbare gebouwen.
Wat dat betreft is er bar weinig veranderd in al die eeuwen.

donderdag 18 september 2025

Het interieur van de nieuwe kerk

Het marktveld met de Heikese kerk en het stadhuis in 1892.
De portalen zijn hier nog niet gebouwd.

In de afgelopen twee
blogposts vertelde ik al dat de Tilburgers na de brand in 1595 al snel begonnen met het herstel van hun kerkgebouw. Het zou een werk van lange adem worden.
 
Naast het herstellen van de buitenmuren, het dak en de toren was er door de instortingen ook grote schade ontstaan aan het interieur van het kerkgebouw. In de kerkrekeningen staan dan ook vele posten die de aanschaf van nieuwe ornamenten en objecten betreffen. 
 
Het betreft grote interieurstukken, zoals een nieuw hoogaltaar of een nieuwe preekstoel, nieuwe altaren voor de verschillende broederschappen als nieuwe kelken en wijwatervaten.


Ik wil hier een korte opsomming noemen van enkel van deze nieuwe voorwerpen, zonder uitputtend te willen of kunnen zijn.

Een van de eerste objecten die vervangen is, is het uurwerk. In een tijd waarin de meeste mensen geen klok in huis hebben, is het belangrijk om op een centrale plek een klok te hebben waar mensen gebruik van kunnen maken. Natuurlijk heeft een klok op een kerktoren geen nu voor het hele dorp, maar wel voor een groot deel van de bevolking. 
Een nieuw uurwerk is daarom van belang en waarschijnlijk ook daarom heel snel gezocht is naar een nieuwe klok op de kerktoren. Al in december 1595 wordt daar werk van gemaakt. 
De wijzers van de het uurwerk hebben ook een opknapbeurt nodig. Het nieuwe uurwerk kwam uit Den Bosch en is door Adriaen Vreijssen uit Udenhout opgehaald. Adriaen Willems is 5 1/2 dag bezig geweest om het uurwerk te setten (plaatsen). Het is een uurwerk met gewichten.

De kleine klok, die in de kleine toren op het kruis van de kerk stond, waar de zijbeuken en de hoofdbeuk samenkomen, moet opnieuw gegoten worden. Daarvoor is clockspijs nodig om de klok te kunnen gieten.

Afbeelding van de kleine toren
in het midden van de 19de
eeuw met haan en appel.
Er komt een haen opte cleijne thooren die Henrick Janssen van Pelt maakt voor 22 stuivers en ook een appel die uit Den Bosch komt. 
Er is een nieuwe grote klok gegoten in Den Bosch en Jacob Bastiaens en Lauwreijs Noten hebben de nieuwe klok in de toren gehangen. Ze hadden daarbij de hulp nodig van 22 personen om de klok omhoog te krijgen. Met de blote handen, en sterke touwen.

Op 18 september 1596 heeft Jan Berijs een tafereel (schilderij) uit Alphen laten halen en ontvangt daarvoor 10 stuivers. Op dezelfde dag is er ook een ketel aangeschaft voor het wijwater. Op verschillende momenten is er sprake van de aanschaf van een quispel (kwast) voor het wijwatervat.

Op 27 oktober van hetzelfde jaar betalen de kerkmeesters 6 stuivers aan Zuzanna de vrouw van Joost Claes Rutthen die het kercken lijwaet (dat kan de kleding van de priesters zijn of stoffen voor de aankleding van altaren bv.) had gewassen. Op 9 september 1597 krijgt zij opnieuw betaald, nu voor drie wasbeurten van hetzelfde lijnwaet.

Cornelis Bartholomeus de schreijnwercker kreeg 11 gulden betaald voor het maken van leesbancken, cribbe ende kist in de kerk. Waarschijnlijk gaat het hier om banken waar een boek (bv een bijbel) op kunnen liggen en een kist voor de belangrijke documenten, een soort kluis. De cribbe zou voor een kerststal kunnen zijn.

Er is ook een tenne (tinnen) kelck voor de kerk aangeschaft in Den Bosch voor 35 stuivers en daarbij twee ampullen. Een kelk en ampullen roept bij mij de associatie op aan de tijd dat ik misdienaar was, en de priester tijdens de mis uit beide ampullen water en wijn schonk in de kelk dat daarmee tot het bloed van Christus transformeerde.

Op de bovenste afbeelding van de hand
van Hendrik Verhees zijn de vier kapellen
van de broederschappen zichtbaar.

De altaren in de kerk voor de verschillende broederschappen zijn ook zwaar beschadigd en dienen vernieuwd te worden. De altaarstenen zijn in hout gezet maar moeten natuurlijk ook gewijd worden voordat ze daadwerkelijk gebruikt mogen worden. Op de altaren komen kruizen te staan. De dienaren van de bisschop zorgen voor het transport om de altaarstenen te laten wijden. Daar zijn nog twee altaren aan toegevoegd met houten kruizen. 


In mei 1598 kopen de kerkmeesters een vergulde ciborie voor 18 gulden. In deze kelk plaatste men een cristelijnen glas. (kristal)

Het nieuwe hoogaltaar vereiste een heleboel werk. Daar kwam een tafereel (schilderij) in dat met het houtwerk uit Den Bosch kwam. Henrick Rutthen heeft het houtwerk van het hoogaltaar gemaakt en Jan van Oirdt het schilderwerk. De voorstelling die op het hoogaltaar is aangebracht staat in bron: historie van Sint Denijs, patroen deser kercke, ende den Edelen Ridder ende Martelaer Sint Jooris. Dat kost 400 gulden.

Aerdt Swaens, kapelaan, schenkt de kerk een schilderij. Er kwam ook een nieuwe wijwater quispel (kwast) en een emmer voor het wijwater.


Voor een nieuwe preekstoel kiest men voor schrijnwerker Lucas vander Borcht. De preekstoel krijgt ook een bewerkte hemel. Er komt een nieuwe olielamp voor het heilig Sacrament op het koor. 
 
Er komen ook twee nieuwe dompen van bleck (blakers) om toortsen en kaarsen uit te doen in de kerk.

Ook buiten het kerkgebouw is er sprake van nieuwe objecten, de vernieuwing van het hagelkruis, midden in het akkergebied de Schijf, waar een nieuwe houten kruis en drie ijzeren kruizen komen te staan. Michiel de smid heeft die ijzeren kruizen gesmeed.

In de kerk komen drie houten beelden die van Anthonius Hendricx in Mechelen zijn gekocht. Het betreft beelden van St. Dionijs, St Huijberdts, ende St Jobs voor 20 gulden.

De muzikale omlijsting krijgt eveneens aandacht namelijk een positiff (klein pijporgel) die van de schoolmeester in Breda is aangeschaft omme alhier inne de kercke gebruijckt te worden Daar hebben de kerkmeesters 62 gulden en 2 stuivers voor betaald.

In augustus 1616 is het kruis weer op de toren geplaatst. Dat kruis is bij die gelegenheid gewogen en daarbij kwam naar voren dat het kruis twee hondert tnegentich pont ende een halff weegt. Acht mannen hebben het kruis naar de kerk gedragen en naar boven gehesen en een timmerman heeft het bevestigd.

Als de toren eenmaal weer is opgebouwd en vernieuwd, is er een nieuwe haan geplaatst en daarbij een nieuwe appel.

Als laatste noem ik het plaatsen van een ovaal, bevestigd tussen het hoogaltaar en het kruiskoor, zoals dat er al hing voor de brand, in een vorm van houtsnijwerk, met daarop een afbeelding met de Twaalf apostelen, geschilderd door meesterschilder Hendrick Rutten, die daarvoor 90 gulden krijgt.  

Het is wederom een (te) lange blogpost geworden, maar hiermee sluit ik een kleine serie over de herbouw van de Tilburgse kerk aan het marktveld af. Volgende keer een ander onderwerp.