woensdag 20 november 2024

Parkeerplaats voor een karos bij de kerk in de 16de eeuw

Marktveld, kerkhof en kerk 1742. Bron: Collectie Regionaal Archief Tilburg fotonr. 027817


Op 15 maart 1591 verkoopt Berthout Back een stuk zaailand van 2 lopenzaad. Daarbij gaat nog een perceel over in andere handen. Daar staat bij vermeld dat het perceel onbetimmert (=onbebouwd) is. Curieus want dat is bij de meeste percelen zo. Waarom die toevoeging?
Het perceel heeft de vorm van een drijehoeck en ligt in het gebied genaamd aende kerck
Het vervolg van de akte maakt duidelijk waarom zo wordt benadrukt dat het perceel onbebouwd is: voorwaarde bij de koop is dat de nieuwe eigenaar, Gerid zoon van wijlen Jan Geeridt Berijs van Oirle, het perceel onbebouwd moet laten. Het optimmeren van een gebouw zou nadelig zijn voor de buren, de kinderen van Bartelomeeus Antonis de Coman. 

Jonkheer Berthout, zoon van Dirck (Diederick) Back, is van 1568 tot aan zijn dood in 1602 schout van Tilburg. Daar overlijdt hij op 16 april bij het krieken van de dag, na 33 jaar schout van Tilburg en Goirle te zijn geweest.
De Backen zijn van oudsher een invloedrijke en welgestelde familie die veel bezit hebben in de heerlijkheid Tilburg en Goirle. Berthout laat in de akte opnemen dat zijn vader Dirck, die al voor 12 september 1552 (!) is overleden, op die drijehoeck zijn wagen plach te stane als hij ter kercken quam gevaren. Dus als Dierck Back met zijn gezin of alleen, naar de grote kerk in Tilburg kwam, om de mis te bezoeken, dan stalde hij op die plek, dicht bij de kerk, zijn wagen.
In een latere akte uit 1628 krijgen we nog wat meer informatie over deze praktijk. Opnieuw wordt er gewag gemaakt van de heeren van Back, die daar hueren carootswagen plachten te stellen. Twee vermeldingen van deze 'parkeerplaats'. dat moet toch wel iets heel bijzonders zijn geweest. Waar deze familie Back precies woonde is niet bekend, maar ze waren in ieder geval eigenaren van het goed Broeckhoven waar een groot huis stond. Mogelijk is dat de plaats vanwaar ze ter kerke voeren met hun wagen.
Karos ca. 1898. Bron: collectie Regionaal Archief Tilburg fotonummer 659813.
Het was ook niet zomaar een wagen lezen we in 1628 maar een carootswagen. Dat moeten we vertalen en lezen als een karos. De karos was een aanmerkelijke verbetering van de eerdere wagens omdat de ophanging van het deel waar je in gaat zitten niet langer was bevestigd op de assen maar met behulp van riemen of kettingen hing aan het onderstel. Dat vergroot het comfort omdat de reiziger niet langer elke hobbel direct voelt, maar er zit een soort vering in. Deze innovatie ontstond ergens in de 15de eeuw.
Deze ontwikkeling maakt het eveneens mogelijk om de koetsen (veel) lichter te maken waardoor ze ook door één paard getrokken konden worden.

Het vermelden van de carootswagen was daarmee een statement van de familie Back en geeft aan dat ze niet zomaar een familie zijn. In onze tijd is een Ferrari of een Rolls Royce het equivalent van de status die hiermee wordt uitgedrukt.

Overigens schenken de erfgenamen van Gerid Jan Geeridt Berijs van Oerle deze driehoek aan Herman de Roij die de parkeerplaats dankbaar aanvaardt. Herman de Roij is op dat moment eveneens schout van Tilburg. Hij volgt zijn vader Jan de Roij op die op zijn beurt Bertout Back opvolgde in 1602. De familie De Roij behoort ook tot de bovenklasse in Tilburg. Waarschijnlijk parkeerde Herman ook zijn wagen op hetzelfde stukje grond. Je weet het niet.

Bronnen:

dinsdag 29 oktober 2024

Verzoek om een amputatie in Tilburg in de 18de eeuw


Afbeelding afkomstig van Wiki Commons
Adriaen Hoevenaers is een jongeman van ongeveer 20 jaar oud. Hij krijgt ondersteuning van  de tafel van de Heilige Geest in Tilburg omdat hij niet in staat is zijn kost te verdienen. Adriaen is gedoopt in Tilburg op 5 april 1707 als zoon van Gijsbert Jacob Hoevenaers en Catharina Antonis Vuchts. Zij waren getrouwd in Tilburg op 29 september 1706. Beiden hadden er al een huwelijk opzitten. Gijsbert was eerder getrouwd met Adriana Aert van Roij die op 16 februari 1706 is begraven in Tilburg. Zij hadden samen een dochter Maria Anna die op 24 januari 1703 is gedoopt in Tilburg.

Gijsbert trouwt al weer snel met Catharina en zij krijgen samen nog vier kinderen, waarvan Adriaen de oudste is. Dan volgens nog Anthonius (1708), Jacobus (1709 en Helena (1711). Het echtpaar overlijdt kort na elkaar en zij worden respectievelijk op 8 april (Catharina) en 20 mei (Gijsbert) 1715 begraven in Tilburg.
Met het overlijden van de ouders komen de kinderen vanwege hun minderjarige leeftijd allemaal onder bewind van de schepenen van Tilburg en Goirle en krijgen ze ondersteuning van de tafel van de heilige geest. In de rekeningen van de armentafel komen we hun namen dan ook regelmatig tegen. De kinderen kregen onderdak bij verschillende families die daarvoor een vergoeding kregen. 

Adriaen Gijsbert Hoevenaers woonde in 1720 en 1721 bij Jan Sijmons Emmen die voor beide jaren samen een vergoeding kreeg van 33 gulden.

Adriaen lijdt aan een onaangename kwaal, namelijk eene vuijle verrottinge, (...) een been vreeter. De officiële medische naam was Cariës Ossis Belgie. In een boek uit 1684 van de hand van Cornelis Solingen getiteld Manuele Operatien der chirurgie is er een hoofdstuk aan gewijd. [(Bron: p.366]

Amputatie van een been.
Bron: https://www.slavenhaler.nl/amputatie.html

Op 30 april 1729 verzoekt Adriaan Hoevenaers aan de schepenbank om een operatie te mogen ondergaan  waarbij zijn linker been wordt afgezet. De aandoening is namelijk progressief en vreet letterlijk zijn been steeds verder aan. Om dat een halt toe te roepen is deze operatie noodzakelijk. De Caries Ossis is begonnen aan zijn hiel en is door de chirurgijn De Meij en medicine doctor Eijmbers die het hebben onderzocht beoordeelt als ongeneeslijk. 

De schepenbank gaat mee in het oordeel van de medici en keuren de amputatie goed. De operatie zal op 5 mei aanstaande plaatsvinden. Voor de ingreep is voorwaarde dat er een tweede chirurgijn deelneemt en dat twee leden van de schepenbank daar bij aanwezig zijn. Het zijn de president Otterinck, schepen Meurs den secretaris De Jong die de operatie bijwonen. De amputatie of excrepatie is uitgevoerd door chirurgijn De Meij en zijn ambtsgenoot Jacob Boot uit Sprang. Tevens waren daarbij aanwezig de doctoren Eijmbers en Mutsaers. Het was dus een heel gezelschap dat aanwezig was om getuige te zijn van de amputatie die ze ongetwijfeld nog niet eerder hadden meegemaakt.

Het is moeilijk voor te stellen hoe deze amputatie is verlopen voor de patiënt Adriaen Hoevenaers. In de 18de eeuw was er nog geen sprake van een middel dat de patiënt zodanig verdoofde dat hij niet of nauwelijks pijn voelde. Onderstaand citaat beschrijft de praktijk in de 16de eeuw en er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat het in de 18de eeuw minder pijnvol was. Het citaat komt uit een artikel in het Historisch Nieuwsblad van 18 augustus 2019 van de hand van Geertje Dekkers.

"Bind de spieren en de bloedvaten stevig vast met een gewone haarband, adviseerde militair chirurgijn Ambroise Paré (1510-1590) in een instructie voor amputaties. Dan bloedt de wond minder en werden de zenuwen afgeknepen, waardoor de pijn wat werd gedempt. ‘Wanneer je dat gedaan hebt,’ ging Paré verder, ‘snijd je het vlees tot aan het bot met een scherp incisie-mes of een krom mes. Merk op dat tussen de botten vaak wat spier ligt die je niet makkelijk kunt wegsnijden met een groot mes of een amputatiemes. Daarom moet je die voorzichtig losmaken van het bot met iets dat lijkt op een krom incisie-mes. Het leek me goed daarvoor te waarschuwen, want als je iets anders dan het bot behandelt met een zaag, bezorg je de patiënt excessieve pijn, want vlees en membranen kunnen niet goed met een zaag worden doorgesneden."

In het boek van Cornelis Solingen is sprake van beitels en gutsen om de operatie goed uit te voeren maar we hebben geen idee wat het instrumentarium was waar de Tilburgse chirurgijn over beschikte. Om de wond dicht te maken heeft Solingen het over het branden, dus dichtschroeien van de wond. 

In het verslag vertellen de doctoren dat het been is afgezet drie vingers breet onder de knie. Het afgezette been bevatte nog een vingerbreet goet merg. Dat betekent dat ze een goede inschatting hebben gemaakt tot waar de caries ossis was doorgedrongen.

In de armenrekening van 1729 en 1730 komen we een post tegen waarin zowel chirurgijn de Meij als zijn confreer Boote voor een extraordinaire dienst van cure, een vergoeding krijgen van maar liefst 60 gulden. Er staat niet bij dat het voor de ingreep bij Adriaen Hoevenaers was maar aangezien beide personen die operatie hebben uitgevoerd kunnen we er vanuit gaan dat het voor die operatie was..

In 1728 ontving Jan Embregt Jonckers 20 gulden voor het costgeld en vervolgens voor 1729 tot 11 januari 1730 nog eens 48 gulden. Dat was na de operatie en had Adriaen extra zorg nodig.
Bij zijn tweede huwelijk in 1723 woonde Jan Jonckers aan de West-Heikant.

Adriaen Gijsbert Hoevenaers is begraven in Tilburg op 12 augustus 1732. Hij woonde toen aan de West-Heikant. Dat klopt met de woonplaats van Jan Jonckers. Waar Adriaen Hoevenaers aan is overleden is niet bekend. Na zijn operatie zal hij behoorlijk gehandicapt zijn gebleven en niet in zijn eigen levensonderhoud hebben kunnen voorzien. Mogelijk is hij aan de naweeën van de operatie uiteindelijk bezweken.

+-+-+-+-+-+-+



Het verzoek van Adriaen Gijsbert Hoevenaers:
Op de instantelijcke versoecken 
bij Adriaen Hoevenaers jongman out 
twintig jaeren levende vande h:geest 
Taffel alhier, omme te hebben afgeset 
sijn lincker been, sijnde daer aen
geïncommodeert met eene vuijle 
verrottinge, bij de Chirurgijns geheeten
Caries ossie Belgie, een been vreeter
die sijn begin genoomen heeft aenden
hiel, en geoordeelt ongeneeselijck; Soo is

Bronnen:
Het artikel in het Historisch Nieuwsblad kan alleen worden ingezien als je abonnee bent van dat blad.

woensdag 2 oktober 2024

Brieven van zijne Heiligheid

In de dorpsrekening van Tilburg over de periode 1614-1618 komt op drie plaatsen een vermelding voor die enigszins opzien zal hebben gebaard bij de tijdgenoten.

Op 13 oktober 1615 stappen er drie kanunniken uit Grieckelandt Tilburg binnen. Zij hebben aanbevelingsbrieven bij zich van de koninklijke hoogheden, dat zullen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje zijn, de aartshertogen die toen de heersers waren over de Nederlanden. In die brieven wordt deze Grieken toestemming gegeven om aalmoezen te vergaren om daarmee katholieke gevangenen vrij te kunnen kopen uit Turkse gevangenschap. Zij ontvangen van het dorpsbestuur drie gulden voor dat nobele doel.

Op 27 mei 1616 herhaalt zich dit tafereel. Opnieuw zijn het drie geestelijcke persoonen. Deze mensen tonen brieven van zijne heijligheijt (de paus neem ik aan) en van de twee hoogheden. Mogelijk betreft het dezelfde mensen als uit 1615. Ook deze drie zamelen geld in om katholieke gevangenen te bevrijden uit Turkse handen. Deze keer kregen ze van schout en schepenen twee gulden en acht stuivers.

Op 29 september van hetzelfde jaar komt een schamele passant vuijt Italien soo hij seijde wederom met brieven van sijne heijlicheijt. Deze persoon boezemde wat minder gezag in en werd afgescheept met een bedrag van twaalf stuivers als teergelt. Zijn geloofwaardigheid was in het geding gezien de frase soo hij seijde. Hij was ook schamel wat aangeeft dat hij geen rijkdom uitstraalde en eerder een armoedige voorkomen had. De eerdere geestelijke personen die Tilburg aandeden hadden ongetwijfeld een betere uitstraling en wekten meer vertrouwen.

Ik ben benieuwd of deze mensen ervoor zorgden dat de Tilburgers de straat op kwamen om deze vreemdelingen, die zich ongetwijfeld op een andere manier kleedden, aan te gaope. Zoals Tilburgers dat kunnen.

[Afbeelding: Paus Paulus V, die tussen 1605 en 1621 de pauselijke zetel bezette. Hij kwam uit de familie Borghese. Bron: Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Paus_Paulus_V]

dinsdag 3 september 2024

Jan den To(e)bacx(s)man

Op dit moment ben ik bezig met een artikel over een tabaksverkoper in Tilburg in het midden van de 17de eeuw. Het stuk verschijnt in het Erfgoed Magazine Tilburg.

Ik liep de man tegen het lijf bij het doornemen van de serie voogdij- en boedelrekeningen. Hij woonde in het Nieuwland en had net een partij tabak in Gouda gekocht. Hij liet ook een voorraad pijpen uit Breda komen.

Hij stierf in 1666 aan de pest met onbetaalde rekeningen. Jan den Toebacxman woonde in een gehuurd pand en zijn verhuurder werd in eerste instantie aangesproken over de onbetaalde geleverde partij tabak.

Tabak was in de 17de eeuw uitgegroeid tot een geaccepteerde vorm van genot.  Anders dan nu zag men er een opwekkende werking vanuit gaan die een mens goed deed. Het is dan ook niet gek dat het gebruik van tabak met behulp van een stenen pijp, als snuiftabak of pruimtabak zich gestaag uitbreidde.

De vondst van een tabakshandelaar en -verkoper is bijzonder omdat er in die periode geen handelsregister of iets dergelijke bestond. Dan ben je afhankelijk van dit soort toevallige vermeldingen. In dit geval weten we zelfs iets over de tabak, de manier waarop het verkocht wordt en dat de persoon in kwestie ook handelde in pijpen. Dat hoeft geen verbazing te wekken.

Tabak

Na de "ontdekking" van Amerika in 1492 kwam de plant naar Europa en ontstond er een toenemende interesse in dit nieuwe product. Aanvankelijk op kleine schaal maar naarmate de tabak meer bekendheid kreeg en er zelfs medicinale krachten aan gekoppeld werden, en de verbouw in enkele botanische tuinen plaatsvond, was de opmars niet te houden.

Heeroom Mathieu de Brouwer was een fervente pijproker
In de loop van de 16de eeuw vond de tabak ook zijn weg naar Nederland. Aanvankelijk was het vooral als snuiftabak in gebruik maar later in de eeuw kwam de pijpmakersindustrie in Holland op gang en nam het roken van een pijp een vlucht. Het pruimen van tabak nam eveneens toe. Tabak werd big business. Vooral in de 17de eeuw groeide het gebruik van tabak sterk door. Op meerdere plaatsen in Nederland werd tabak verbouwd. Overal werd gerookt, op straat, in de herberg en thuis.

Jan Adriaens den Toebacxman speelde daar op in en ging tabak verkopen in Tilburg.

Het is in de laatste jaren van de 20ste eeuw dat roken als schadelijk en ongezond werd beschouwd.

Tabakshandel in de Nieuwlandstraat

Zoeken via Delpher naar tabakshandelaren in de Nieuwlandstraat levert mooie vondsten op. Ik beperk me even tot de 19de eeuw.

De vroegste advertentie is uit 1874 en daarin maakt de weduwe C.J. Marijnen bekend dat zij 'eene collectie geurige sigaren' heeft ontvangen. Zij handelde verder in 'tabak, sterke dranken, likeuren en kruidenierswaren'.

Vlakbij de hoek met de Tuinstraat zat in het begin van de 20ste eeuw Henri Konings - Theeuwis met zijn tabakshandel. Hij had deze winkel in 1891 overgenomen van G.G. Gerdingh die al in 1879 reclame maakte in de Nieuwe Tilburgsche Courant.


In 1885 adverteerde de weduwe C. Smulders die zich had gevestigd in de Nieuwlandstraat met een winkel in Tabak, sigaren en thee. Een populaire genre in de categorie 'koloniale waren'. Er kwam soms ook koffie in voor.

J.W. Giessen had een mooie partij internationale sigaretten in voorraad, maar ook vloeitjes, of in de taal van toen 'sigarettenpapier'. Samen met tabak en een sigarettenmaker kon je waarschijnlijk je eigen sigaretten draaien, Deze advertentie laat ook niet dat rookwaar een populair sinterklaasgeschenk was.


J. van Amelsvoort-Kleuzes adverteerde in 1889 met een keur aan sigaren en 'Congo Theeën'.

Op 10 juni 1896 adverteert J. Henri van den Abeelen, dat hij de 'zaak in Parapluien, Tabak, Sigaren en verder rookartikelen', heeft overgedaan aan Johan Vossen-Briels. De nieuwe eigenaar bezat blijkbaar al een sigarenhandel op het Piusplein, want hij verklaart in dezelfde advertentie dat zijn winkel is verplaatst naar Nieuwlandstraat 920. Ook deze winkel verkoopt 'gerenommeerde theeën'.

To(e)back is een verbastering van het Spaanse tabaco.


vrijdag 23 augustus 2024

Lezing over Marcellus Bles

Afgelopen 18 april gaf ik een lezing over Marcellus Bles georganiseer door Heemkundekring Tilborch. in de studiezaal van Regionaal Archief Tilburg. En dat nog wel op de verjaardag van Tilburg!

Marcellus was de zoon van Govert Bles en Arnolda Cloosterman en gedoopt op 9 juni 1715. Hij heeft een opmerkelijke carrière gemaakt en dat was de reden dat ik een artikel over hem had geschreven.

Samen met John Boeren heb ik in 2001 al een eerder artikel gepubliceerd over Marcels en zijn broer Cornelis en hun relatie met zowel Oost-Indië, in het geval van Marcellus Bles, en West-Indië in het geval van Cornelis Bles. (link naar dat artikel dat te downloaden is)

Dat artikel verscheen in Tilburg tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur en het artikel over Marcellus Bles verscheen in de opvolger van dat tijdschrift: Erfgoedmagazine Tilburg.

De Heemkundekring heeft de aangename gewoonte om deze lezingen op te nemen. Dat geeft mij weer de gelegenheid om deze lezing bij jullie onder de aandacht te brengen!