dinsdag 25 maart 2025

Drankvoorraad in het huis de Ploegh

Uitsnede met het huis de ploegh aan de Markt, met koets voor de deur 1742
(coll. RA Tilburg foto 27817)

Hans Jochem Weijdemans is sinds 1708 eigenaar van het huis de Ploegh. Na zijn overlijden in 1723 wordt zijn nalatenschap verdeeld onder zijn drie dochters: Cornelia, Anna en Maria. 
Marie trouwt op 30 oktober 1719 met Gerit de Jongh uit het Belgische Poppel. Het echtpaar krijgt vier kinderen waarvan er drie jong overlijden. Alleen zoon Jan Baptist blijft in leven. 
Op 18 januari 1732 overlijdt Gerit de Jong.

Maria blijft niet bij de pakken neerzitten en vindt al snel een nieuwe partner. Dat is Ludovicus Frans Jozef Colijn (of Colin). Ludovicus is geboren omstreeks 1709 in het Duitse Anholt. Zijn moeder Ursula is nog in leven en geeft haar toestemming voor het huwelijk.

Op 29 november 1732 gaan de aanstaande echtelieden in ondertrouw voor de schepenbank in Tilburg. Omdat er een zoon is uit het eerste huwelijk van Maria moet er een opgave gemaakt worden van de bezittingen van Maria, een inventaris, voordat zij zich opnieuw kan verbinden met een nieuwe partner.

Die inventaris was noodzakelijk omdat het erfdeel van de zoon gebruikt moet worden voor de opvoeding totdat hij ging trouwen of meerderjarig was. Dit om te voorkomen dat in het nieuwe huwelijk onzorgvuldig met het erfdeel werd omgesprongen. De aangestelde voogden over Jan Baptist, zijn ooms Laurens Hosemans en Willem de Jong, hielden toezicht op de uitgaven en moesten daar ook verantwoording over afleggen.

Daarom gaat Maria naar de schepenen van Tilburg en Goirle om met hen de inventaris op te maken. Het is een lijvig document geworden.
Dergelijke inventarissen beschrijven kamer voor kamer in een huis met de inboedel in iedere kamer. 
Dat het niet een gewoon huis was, maar meer wegheeft van een herberg, komt in deze opsomming niet tot uitdrukking in de namen van de verschillende ruimtes, maar weer wel aan de hoeveelheid kommen, schotels, borden, servetten, bedden en beddegoed. Misschien was het huis meer een klein hotel dan een herberg waar je kon gaan zitten eten en drinken. In de bronnen heet het consequent een huis.

Ik ga niet de hele inboedel beschrijven, dat voert te ver, maar ik pak er een paar elementen uit.
De eerste ruimte is de achterkamer. Daarin bevinden zich: 
drie Ledekanten, drie bedden en ses wolle deeckens; (een ledikant is onderdeel van een bed, de ombouw)
twee taeffelt en aght stoelen; 
ses cleijne portretjes gepaert;
een groote taeffel;
een schilderij; 
een spiegel; 
een schoorsteencleet; 
een banck en een kapstock.

In de keuken staan spullen in hoeveelheden die voor een gewoon huishouden overbodig lijken zoals: eenendartig tinne schottelen groot en kleijn; 
twee schenckborden met tweeensestig tinne borden; 
drie tinne kommen, met drie tinne treckpotten; 
drie maaten, een tinne peperbus met een mosterpot; 
een soutvat, seeve waterpotten;
item een lampet met twintig pinten en drie kannen
seeve blauwe schottelen een taertpan met een scheel;
twee koopere scheelen, twee casterolle mete drie pasteijoannekens;
een groot confoor met vijff kleijne koopere, en drie ijsere konfoortjes;
item nege kandelaers drie koffijkeetels, 4 koopere, en een tinne koffij kan;
twee koopere lampen, ses snuiters (smitters?), drie koopere schuijnspaene, een groote timme sopleepel, met een tenne machine om twee fleskens met olij en asijn in te setten;
(...)
een blecke spoelback, en een houte met een houten bacxken om glaesen in te setten

Behoorlijk wat zilverwerk:
item twaelff silvere leepels, twaelff silvere vorken, een silvere soutvat, een silvere mostertpot, een sulvere peperbus met een silverev claetera(?)
veertig paer slaeplakens

Elders staan aghtien paer sloopen vermeldt, en nog een paar ledikanten, bedden en twee keer een pavillioen, dat zijn beddehemels.

Voorraad fa. André Kerstens (coll. RA Tilburg foto 40328)
Tot slot de drankvoorraad: 
Inde kelder
een half oxhoofd rooije wijne (een okshoofd was 232 liter)
een half aam france wijne (een aam was 155 liter)
een en een half ancker rijnse weijne (een anker was ca. 38 liter)
een half ancker jenever
vierenwtintig flessen bourgoigne wijne
vijff tonnen bier
een kooperen tregter en een aker
een pijpenijsere
eenige quaede vaten en rommelderije

De uitbaters van de Ploegh leverden zeer regelmatig de drank bij de vergaderinggen van het dorpsbestuur en dat zien we terug in de dorpsrekeningen. De voorraad wijn en bier was daarom niet overbodig!

De schulden staan ook in deze inventaris, zowel de te innen schulden als de te betalen schulden. Bij de te innen schulden gaat het voornamelijk om openstaande rekeningen van klanten of mensen die drank gehaald hebben. Bij de schulden staan, niet verbazingwekkend de leveranciers van de wijnen en het bier. De administratie werd goed bijgehouden maar je mocht als klant je schulden wel op de lat laten schrijven.
Zo stond er nog een schuld open van 92 gulden en 6 stuivers bij mijnheer Noorbergen en Cornelis de Cort had nog 63 gulden 9 stuivers te vorderen 'wegens geleverde wijnen'. Er waren nog meer leverancies zoals Ben die nog 29 gulden 6 stuivers tegoed had Van Meegen kreeg nog 36 gulden 17 stuivers.

Nu kan het huwelijk tussen Maria en Ludovicus doorgaan en het wordt voltrokken in Tilburg op woensdag 24 december 1732.

Links de Ploegh aan de Markt in 1860 (privé collectie auteur)
In 1781 kreeg de Ploegh de status van pleisterplaats voor de wagendienst tussen 's-Hertogenbosch en Breda. Vanuit Breda en 's-Hertogenbosch vertrok een zespersoons postwagen die bij de herberg van Colin stopten en weer terug reden. Daar stapten de passagiers over en werden goederen gelost of overgedragen.

Het huis de Ploegh lag op de hoek van de Heuvelstraat en de Markt. Van ouds heette dat huis de Ploegh, maar de naam is in de 18de eeuw gewijzigd in de drie swaenkens
In de inventaris wordt vanzelfsprekend ook het vastgoed beschreven en daar staat dat mooi omschreven: eene huijsinge schuer en hoff gestaen ende gelegen binnen de heerlijckheijt van tilborg aende kerck, daer van oudts uijt heeft gehangen de ploeg en nu de drie swaenkens ...
Deze beschrijving toont aan dat er een uithangbord heeft gehangen met de naam van het huis.

Nieuw pand hoek Markt en Heuvelstraat 1905 (coll RA Tilburg foto 1835)

Het pand stond er al in de 17de eeuw en bleef in gebruik tot in het begin van de 20ste eeuw. Toen is het gesloopt en kwam er een  prachtig nieuw beeldbepalend pand te staan, helemaal in de stijl van die tijd. De foto is uit 1905 en toont het pand vlak na voltooing.

Het pand heeft opnieuw een eeuwwisseling overleefd.  
Tegenwoordig zit in dit pand Bagel & Beans. 
Het uiterlijk van het gebouw is (helaas) gewijzigd waardoor de grote glas-in-lood ramen zijn vervangen door kleinere ramen en bakstenen.






vrijdag 7 maart 2025

Valse honden in 18de eeuws Tilburg

Afgelopen weekend las ik een artikel over een pittbul die zijn baasje zo had gebeten dat die hem doodstak. Helaas is dit niet een opzich zelf staand verhaal. De afgelopen jaren zijn er meerder incidenten geweest met honden die kinderen en volwassenen gebeten hebben. Het blijkt dat dit al een probleem is dat vele eeuwen voorkomt. Zolang er honden zijn, komen dit soort incidenten voor.
[Bron: https://nos.nl/artikel/2557903-man-steekt-zijn-hond-dood-bij-bijtaanval-in-eigen-woning]


Bij het doornemen van de serie resoluties vanhet Tilburgse dorpsbestuur uit de 18de eeuw kwam ik enkele keren dergelijke voorvallen tegen.

Het dorpsbestuur hoort inwoners praten over 'doggen' en 'bulhonden' die zich dermate misdragen dat de drosaard en schepenen zich genoodzaakt zien om drastische maatregelen te nemen. Doggen of bulhonden staan op Wikipedia omschreven als honden met een breed en vlak hoofd met een stompe, soms verkorte, snuit en een relatief zwaar lichaam. Het zijn honden soals een pitbull, maar er zijn meerdere variaties, ook in formaat. In een uitgave uit 1860 geschreven door Prof. H. Schlegel en getiteld De Dieren van Nederland, staat onder het hoofdstuk De Hond: BULHONDEN, met eenen dikken kop en korte ooren. (p. 108). Een dergelijke hond bewaakte het erf van een huis of boerderij zoals dergelijke honden eeuwenlang zijn gebruikt. 

Op 18 juni 1731 bespreekt het dorpsbestuur klachten die zijn binnengekomen over 'doggen ofte bulhonden'. Ondanks eerdere publicaties (die ik vooralsnog niet heb gevonden) komt het nog steeds voor dat dergelijke honden mense bij dagen en savonts aenvallen en haer en haeren bij hebbende honden bijten en grooten schrick aenjaegen. Daarom stellen ze opnieuw een publicatie die de eigenaren van dergelijke honden opdraagt die honden wegh te doen, off op haere plaetsen vast te leggen. Op die manier kunnen de straeten voor een ieder veijlig moogen worden gebruijckt. De boete op overtreding van deze maatregel bedraagt vijf gouden realen voor iedere hond die in overtreding is.
[Bron: 3/6 resoluties 1725-1738 scan 102]

Zoals zo vaak is een dergelijke maatregel niet afdoende om het gedrag van mensen (en dieren) te veranderen. Op 1 november komt het opnieuw ter sprake. De klachten houden aan en dat vraagt om draconische maatregelen. De tekst van de publicatie is inmiddels aangepast. De honden terroriseren de Tilburgers door de menschen op publique straeten met gewelt en  groote boodheijt aen (te) vallen, omver rucken, beijten, quetsen ende kleeren tot stucken  van't lijff rucken.... De maat is vol. 

De vorster wordt opgedragen sig al omme te vervoegen aende persoonen die sulexke quaetaerdige doggen en bul honden houden en hen uijt naem vande regering ordonneeren die honden binnen den tijd van twee uren wegh te doen. De honden moeten voor haere deuren opde straeten om ver te schieten. Vervolgens krijgen ze een boete die dient om de schaade aende luijden toegebragt, te betalen, en anders bij de schepenbank 'in reghte aende selve verder te verhalen. [Bron 3/6 resoluties 1725-1738 scan 128-129]

In een dagboek van Jacob van Lennep beschrijft hij een reis door Nederland, voornamelijk te voet. In dat dagboek vermeldt hij dat het reizen wordt bemoeilijkt door de slechte wegen, maar ook door de "bulhonden", zoals van Lennep ze noemt, die de voetganger op zijn weg tegenkomt. "Zeer bevreesde ons een grote bulhond, die aan de deur gezeten was van een bruggetje, dat op enen boerenweí geleidde; terwijl het daarbij gezetopschriít: wacht U voor den hond. Toen bestonden dergelijke borden dus ook al en een gewaarschuwd mens telt voor twee!
Ik vond deze passage online in een aflevering van het tijdschrift Baerne, Tijdschrift van de Historische Kring Baerne.

Hondsdolheid of Rabiës kwam vanzelfsprekend ook voor en als die ziekte bij een hond werd geconstateerd dan ging het er ook niet bepaald zachtzinnig aan toe.

In 1737 was er op 20 juli een rasende hont in het Groeseind, aan de Veldhoven, bij de Kasteelhoeven  en aan het Haringseind te keer gegeaan. De regenten wisten niet of die hond ook op andere plaatsen in het dorp had toegeslagen. Het dorpsbestuur besloot in haar wijsheid dat alle inwoners die kennis hadden van het feit dat hun hond was gebeten door die hond, of daar aan twijfelden, ten spoedigste sullen hebben doot te schieten of doot laten slaan. Zij die daar geen gehoor aan geven moeten opdraaien voor schade aan mensen en vee dat door hun nalatigheid wordt veroorzaakt.
[Bron: 3/7 resolutie 1738-1750/scan 15]

Het waren andere tijden, met andere zeden en gewoonten. We moeten hierbij niet vergeten dat er op dat moment in de geschiedenis geen medicijn of behandeling was tegen hondsdolheid. Het was een reëel gevaar voor mens en dier dat je een vreselijke dood zou sterven aan de gevolgen van een beet door een dolle hond of een ander besmet dier.

Overigens was er in het dorp De Bilt een drankje ontwikkeld dat zou helpen tegen hondsdolheid. Er staat een mooi artikel online die daar over verteld. Er waren meerdere drankjes die als remedie werden verkocht. Hoewel er, ik zou bijna zeggen natuurlijk, geloof werd gehecht aan de werking van dergelijke drankjes, waren het in de regel kwakzalverpraktijken met een goede pers. Lees meer online.


vrijdag 28 februari 2025

Fake news: Twist in de herberg kost 1 dode. Of?

< Links de oude weefschool en rechts het pand waar eerder herberg Het Swarte Peert in zat. Op de achtergrond het oude stadhuis aan de Markt. Tekening van Harrie Corvers, coll. RA Tilburg fotonummer 036123

Adriana Cornelis van Asten, huisvrouw van Anthonij Goijaert Broeckmans, legt op 24 september 1657 een verklaring af voor schepenen Staeckenborg en Stockum. Het was de vorster Anthonijs de Beir die haar daarvoor  een dagvaarding had gegeven, op verzoek van de drossaard.

Adriana van Asten en Anthonij Goijaert Broeckmans waren in 1654 eigenaar geworden van het huis genaamd het Swart(e) Peert aan de Markt, waar ook een brouwerij bij hoorde. In dat etablissement speelt zich het onderstaande verhaal af. 

Adriana verklaart dat op 19 september, dus vijf dagen eerder, in haar huis onder andere aanwezig waren Willem van Ophuijsen, licentmeester (die ging over de belastingen over ingevoerde en geëxporteerde goederen), Johan vanden Broeck, controleur, en Goijaert Thomas van Dijck, oud-borgemeester van de heerlijkheid Tilburg en Goirle. Tussen Willem van Ophuijsen en Goijaert Thomas van Dijck ontstaat twist over t'leggen van nieuwen steen wech. In 1656 was men begonnen met het verharden, bestraten, van de Heuvelstraat, die nadat het bestraten klaar was voortaan steenwech heet. Goijaert Thomas van Dijck en Roeloff Kievits waren de aannemers van dit werk. Dit was de eerste weg die bestraat werd in Tilburg. De Heuvelstraat maakte deel uit van doorgaande weg tussen Breda en 's-Hertogenbosch. De Markt en de Heuvel dankten hun ontwikkeling voor een belangrijk deel aan deze doorgaande weg die handel en vervoer mogelijk maakte.

De onenigheid aan tafel tussen Willem en Goijaert in het Swarte Peert neemt alsmaar toe en op enig moment loopt de woordenstrijd zo hoog op dat sij bijde vande tafel sijn geschoven ende malcanderen toegecomen. Adriana ziet het onheil aankomen en loopt de kamer uit en roept haar man 'om deselve te scheijden'. Als ze weer terug komt in de kamer was Goijaert van Dijck 'ter aerden (...)  nedergesoncken op sijn hooft seer bebloeijt'. Er werd geroepen Van Dijck is doodt. Willem van Ophuijsen antwoordt is hij doodt soo is hij doodt en loopt vervolgens naar buiten.

In de begraafboeken van Tilburg staat geen begraafinschrijving van Goijaert van Dijck vermeld. In het doopboek van de parochie Tilburg staan nog twee dopen genoteerd, waarvan Goijaert van Dijck de vader is, namelijk Maria en Dijmphna, respectievelijk in 1659 en 1664. Goijaert is zelf begraven op 26 december 1683.

Er is ook geen proces gevoerd tegen Willem van Ophuijsen voor zover bekend. Willem van Ophuijsen bleef ook zijn functie bekleden.

Is er sprake van een onjuiste verklaring? Dat denk ik niet. Eigenlijk heeft Adriana van Asten alleen verteld wat ze gehoord heeft. Ze heeft zelf niets waargenomen, behalve dan dat Van Dijck een hoofdwond had en er bloed lag.

Mogelijk is de echte reden voor de verklaring dat Willem van Ophuijsen, toch een notabele in het dorp, zo laconiek reageert op het geroep dat Van Dijck dood zou zijn. Mogelijk wist hij dat dat niet kon maar het is wel een zeer koele reactie voor iemand in zijn positie.

De zaak liep met een sisser af. Gelukkig maar!


zaterdag 15 februari 2025

Het kerkhof is een rommeltje!

In de vergadering van het dorpsbestuur van Tilburg op 25 juni 1689 komt een delicate kwestie aan de orde. Het blijkt dat er op het kerkhof een soort van anarchie is ontstaan waardoor het er een zootje is geworden. Ieder respect voor de overleden medemens lijkt te ontbreken. Waarschijnlijk ligt een ander document ten grondslag aan dat besluit. Dat document is helaas niet gedateerd maar lijkt betrekking te hebben op de misstanden die het dorpsbestuur wil aanpakken.
Vanaf het prille begin van de kerk aan het marktveld die ergens eind 12de eeuw is gebouwd, werden de overledenen van Tilburg rondom de kerk begraven of, de wat meer welgestelden, in het kerkgebouw.
Hoe groot het kerkhof in aanleg is geweest, dat weten we niet.

Tilburg groeide uit tot het grootste dorp in de Nederlanden. Exacte inwoneraantallen zijn nauwelijks te geven maar in oppervlakte was het dorp het grootst. In de loop der eeuwen groeide de bevolking gestaag ondanks oorlogen en epidemieën. In 1437 bedroeg de bevolking van Tilburg ca. 2000 personen wat steeg tot een aantal van rond de 9000 personen in de hele 18de eeuw. 
Er stierven in die eeuw russen de 250 en 300 personen die een plaats moesten krijgen op het kerkhof. Bij de uitbraak van epidemieën kon dat aantal tot wel 500 of 600 oplopen.

Het lijkt daarom waarschijnlijk dat het kerkhof in het begin groter is geweest. Als je naar de onderstaande afbeelding kijkt zie je aan de linkerkant (zuidzijde) een rijtje huizen staan die er mogelijk aanvankelijk niet stonden. Het is duidelijk dat de voortdurend toenemende Tilburgse bevolking uit haar kerkhofjasje groeide.

De straten die naar het kerkhof leidden worden in de bronnen ook wel eens lijckstrate genoemd zoals in 1638.                                                 lijckstrate >


Het lijkt een relatief kleine oppervlakte voor een dergelijke bevolking. Maar er zijn nergens aanwijzingen gevonden dat eer elders Tilburgers hun graf kregen.

< het kerkhof in het begin van de 17de eeuw.

Het tweede document beschrijft een complete anarchie op het kerkhof waarbij de regels met voeten  worden getreden. Het recht van de sterkste en de brutaalste gelden op het kerkhof.

De lijken worden de hele dag door gebracht 'van welke de meeste in 't geheel niet, en andere onbehoorlijk worden aangebragt'. Dat betekent dat er geen melding wordt gemaakt wie er dood is gegaan. De lijken komen al vanaf 's morgens om acht en negen uur en ook 's avonds schuwen de mensen zich niet om lijken te brengen en te begraven tot wel middernacht. 
De aanbrengers willen dat er op 'onbehoorlijke tijt geluijt' wordt. Het luiden van de klok gebeurt meestal tijdens de begrafenis. 
De lijken komen in een 'sak' of aan een stok, dus niet in een kist(!) en sommige overledenen worden 'ter sluijk' (stiekem) begraven 'gelijk verscheijden malen is ondervonden'. 
Volgens de regels mogen overledenen alleen op 'klaar dag' en omtrent elff uure ter aarde worden besteld.

Over de plaats waar iemand de overledene wil begraven ontstaat met enige regelmaat een conflict. De meesten aanbrengers willen een plek aan de oostkant van het kerkhof, dat is achter de kerk. Maar daar is het dringen geblazen wat leidt tot een enorme chaos. Dat zorgt er voor dat dikwils lijken, welke nog niet vergaan zijn, in 't geheel of ten deele moeten worden uitgestooten, en daar door grote stank etc wordt veroorsaakt'. Dat moeten onbeschrijfelijke taferelen zijn geweest bij de Dionysiuskerk aan het marktveld, waarbij blijkbaar herhaaldelijk grafschendingen plaatsvonden.

De opsteller(s) van dit document geven er de voorkeur aan dat de lijken begraven worden 'van voor af aan, voor den Thoorn, of ter zijden van het hekken af'. Dat geeft de lijken aan de populaire oostzijde de gelegenheid om eerste te vergaan voordat dat weer begraven wordt. Maar helaas kan dat niet 'sonder dagelijx krakeel'. De opsteller(s) verzoeken dan ook dat drossaard en schepenen ingrijpen om de orde op het kerkhof weer te herstellen en de regels voor het begraven weer aan te scherpen.

Het voorstel luidt om te publiceren: dat 'voortaan geene lijken, groot nog kleijn bij avond op het kerkhoff sullen mogen worden gebragt en begraven, maar alleen 's middags omtrent elff uuren'. Er wordt de nadruk op gelegd de overledenen 'daags voor de begraaffenis pertinent aande Costerij sullen moeten worden aangegeven'. Als dat niet kan moeten die personen de volgende dag terug komen omdat alsnog te doen. Tot slot mag niemand zelf een plaats kiezen op het kerkhof  'maar sig te vreden moeten houden soo als de graffmaker die sal maken'.

De resolutie van het dorpsbestuur begint zo: 
    Alsoo de beenderen van de doode lickaemen
    dagelijcx hoe langhs soo meer vuijt de grave
    op het kerckhoff werden opgeworpen ende
    seer schandelijck daer op blijven liggen...

De aan te stellen grafmaker is Cornelis vande Plas. Hij krijgt per jaar 15 gulden uit de dorpskas en de rest van zijn inkomen krijgt hij van het daadwerkelijkk begraven van overledenen. Van hem wordt verwacht dat hij de opgeworpen beenderen altijt te ruijmen, ende de grave op het kerckhoff bij tijts te maecken. Dat kan alleen als de aanbrengers de overledenen daags van te voren aangeven bij de koster die de administratie bijhoudt.
Vande Plas krijgt voor elk lijk ouder dan twaalf jaar zes stuivers en voor kinderen onder de twaalf jaar drie stuivers. Als er mensen zijn die zich niet aan deze regels houden krijgen ze een boete drie gulden.


Pas in het begin van de 19de eeuw werd het begraven in de kerk verboden en naar aanleiding daarvan kwam er in Tilburg een nieuw kerkhof. Het katholieke kerkhof lag bij de kerk op het Goirke en de algemene begraafplaats lag aan de nieuwe Bredaseweg, dus buiten de toenmalige bebouwde kom. Daar was een katholieke hoek aangekocht door de parochie 't Heike.




Begrafenisstoet van burgemeester Willem P.A. Mutsaers in de Zomerstraat op weg naar het kerkhof aan de Bredaseweg in 1907 >

[Bronnen: 
[Eerste afbeelding vervaardigd door chat GPT; tekst 
'lijckstrate' uit archief 14 invnr 8002 scan 95; plattegrond kerk en kerkhof uit Actum Tilliburgis; collectie RA Tilburg fotonummer 063901]

maandag 3 februari 2025

Vandalisme en belediging aan huis in Goirle

gemaakt met behulp van chat-gpt
Catharina dochter van Jan Jacob Swagemakers, huisvrouw van landmeter Niclaes Janssoon van Wijck en inwoonster van Goirle, verschijnt voor schepenen van Tilburg en Goirle met een klacht.

De klacht behelst de persoon van Anthonis Anthonis Adriaen Alewijns die eveneens in Goirle woonachtig is. 

Catharina verklaart dat op de avond van 12 september, de dag voor deze verklaring, Anthonis fortselijck ontstucken gebroocken heeft, het venster van haer comparante huijse. Catharina zei tegen Anthonis dat zij over dit gewelt ende fortse zich zou gaan beclaghen. Dat laat Anthonis niet over zijn kant gaan en hij gaat Catharina belasteren. Gij sijdt maer een uijtgebruijde hoer en Ghij hebt u overal vuijtgestoolen en meer van dergelijke woorden. Dat zijn niet bepaald complimenten en hebben betrekking op haar gedrag en eerlijkheid die volgens Anthonis zwaar onder de maat zijn.

Catharina wil en kan dat niet accepteren en later passeren. De dag na het voorval stapt zij naar de schepenen, ze laat er geen gras over groeien. Zij wil genoegdoening naer rechts behoiren, zodat zij dit achter haar kan laten en zich er niet meer over hoeft te beklagen. Zij is daarvoor in het huis van de heer van Tilburg en Goirle gekomen voor schepenen Isebrant Gheritssoon Brock en Hendrick Gheridt Borchmans, schepenen van dienst.

Dat het Catharina hoog zit blijkt uit het feit dat zij deze verklaring afgeeft met schreijende ooghen, voor Huijbert van Malsen, heer van de heerlijkheid Tilburg en Goirle.

Deze akte is opgesteld op 13 september 1610.

Of dit tot een proces voor de schepenbank heeft geleid is helaas (nog) niet bekend.

[afbeelding gemaakt met behulp van chat-gpt]