![]() |
| Plundering huizen belastingspachters in 1748 in Amsterdam. |
Overlast op straat door met name jongeren is van alle tijden. Meestal zijn het kwajongensstreken waar tegenop getreden wordt. Maar het komt ook voor dat er gericht tegen personen of instellingen wordt geageerd.
Tilburgers hebben sinds 1648, bij de machtwisseling tussen katholieken en protestanten, een gezonde weerzin tegen hun schout (drossaard), schepenen en andere functionarissen. Ze zijn van een ander geloof, kwamen voor het merendeel niet uit Brabant en kwamen eigenlijk uitsluitend via vriendjes en relaties aan hun goede banen. Dat levert op z'n tijd spanningen op.
Er is al eeuwenlang sprake van onrust op de straten van Tilburg en andere plaatsen. Die onrust kan verschillende oorzaken hebben. In de meeste gevallen is de onrust een gevolg van verzet tegen het gezag. Met name na 1648 komt het regelmatig voor dat er geweld wordt gebruikt tegen de kerk op de Markt die dan in handen is van de protestantse minderheid in Tilburg. Al na de verovering van Den Bosch in 1629 vaardigden de Staten-Generaal een ordonnantie uit die de katholieken verplichtten hun kerkgebouwen met hare kerckelijcke ornamenten moeten overdragen aan de nieuw geïnstalleerde of nog te installeeren predikanten van protestantse huize.
Dat resulteert in eerste instantie in een ordonantie van de Staten Generaal in Den haag waarin zij de inwoners van de Meierij van 's-Hertogenbosch verbieden om geïnstalleerde predikanten gerust ende ongemoijt te laten. Ook de protestantse toehoorders bij de diensten en predicaties moet zij in egeender wijse .. turbeeren, beletten, beschimpen ofte insolentelijk bejegenen, met woorden ofte werken. Dat betekent dat zowel de predikanten als hun toehoorders niet lastig gevallen mogen worden en er mag niet tegen ze gescholden worden. Als mensen dat toch doen worden zij vervolgd en gestraft.
In 1688 schrijft Cornelius Rouwenius, dan predikant in Goirle, dat hij doort bisschopsvolck van Tilborgh, waar hij toentertijd rector van de Latijnse school was, moest vluchten. Als gevolg daarvan heeft hij inkomsten gemist en is in de schulden geraakt.
Op 27 september 1719 spreken drossaard en schepenen over het gegeven dat van tijd tot tijd veel schaade aende kerck [ontstaat] door 't goijen van steenen, schieten met boogen als andersints geschiet. Zowel de glazen ramen als de dakleien lopen daarbij schade op. Zij verordonneren daarom dat niemand meer met stenen of met bogen, pijlen ofte knippels (stokken) op het kerkhof mag komen. Ook niet met klaveren (klauteren), loopen en ravellen (stoeien) op de muren rondom het kerkhof. De ouders van kinderen die betrapt worden en de meesters van de knechten, krijgen een boete.
Opmerkelijk: van de daders mag de hoet worden afgepakt en dat mag als bewijs dienen om de premie te innen.
Een paar maanden later is er sprake van vernielingen aan bomen in de Warande, langs de wegen en op het marktveld, door quaet aerdige menschen en jongers. Dat hout is voor een groot deel van particulieren en de schade is dusdanig dat er maatregelen genomen moeten worden. Dat is blijkbaar al eerder gedaan want er zijn resoluties van 2 october 1713 en van 27 september 1719 (zie hiervoor) die hier ook over gaan. Mensen worden opgeroepen om de daders aan te geven en daar staat een vergoeding tegenover. Klikken loont! Drie hele guldens.
In 1725 zijn er klachten over het verwijderen van placcaten, ordonnantien ende resoluties van de regering uitgevaardigd en door de vorsters aengeplact sijnde. Dat gebeurde bij de kerk op een aangewezen plaats in de buurt van een lindeboom. Op die manier kon iedereen er kennis van nemen. Die publikaties zijn vervolgens in stukken gescheurd waardoor iedereen buijten staet gebragt om [die] te konnen lesen. Wederom komt er een premie van maar liefst 6 gulden voor de persoon die iemand daarvoor aangeeft. Opnieuw de toevoeging dat sijnt jongens, kneghten meijden ofte kinderen de ouders of werkgevers aansprakelijk worden gesteld.
Drie jaar later 'zijn het opnieuw quaat aerdige en ondeugende jongens die de ramen van de kerk, de school aan de Veldhoven en andere panden van de gemeente ingooien, en daarmee schade toebrengen aan dak, deuren en vensters, aan de lindeboom en pomp op de Heuvel en aan de kerk.
Eind december 1730 is het huis van schepen en klerk Govert Bles aangevallen. De daders braken door de hegge en de ruiten van de keuken zijn ingeslagen. Later die avond is om 11 uur drie keer bij president-schepen Ulaeus en zijn vader de predikant, seer hart op den deur geslagen. De daders liepen telkens hard weg en zijn niet gepakt terwijl, volgens de heersende wetten men dergelijke daders vrij magh doot schieten. Er staat een premie van 50 gulden voor de personen die de daders kunnen aanbrengen.
Kort daarna, op 9 februari 1731 komt Michiel van Bommel klagen, dat dezelfde middag voor sijn huijs sijn gekoomen eene heele rot (groep) volck. Onder hen was de nachtroeper van de wijk Veldhoven, Gerit Winnick, en eenen Hamels Peter Vos anderen. De nachtroeper had een clep bij zich waarmee hji hard klepperde dat een groot geraes maeckte op straet voor sijn brug of hecken. De clapwaker had een helle bart off lange stock in zijn hand. Er ontstond een handgemeen tussen de mensen van Van Bommel en de groep.
![]() |
| Opstand van het kaas- en broodvolk in Haarlem. |
Het leed is nog steeds
niet geleden en de onrust bleef regelmatig opduiken.
In mei 1740
ontstaan er opnieuw ongeregeldheden, veroorzaakt door een groep
inwoners die door het slaan op een pan een heleboel kabaal maken.
Vervolgens slaan ze ruiten in bij Dionijs van Dijck op de Heuvel,
Hendrick Becx en Quirinus van Iersel aan de kerk, Christiaan vande
Grinte en Anthonij Segers op Korvel, aan het huis van Leendert van
Tulder en de weduwe Francis Becx in het Nieuwland. Deze vernielingen
gingen gepaard met een menigte dreijgementen. De daders zijn niet
gepakt. Van deze gebeurtenissen zijn wel verklaringen opgenomen en de schepenen zijn gaan kijken naar de schade. Deze actie is gericht tegen bakkers die blijkbaar hun brood te duur verkopen. Omdat niemand met naam bekend is kan er geen aangifte worden gedaan.
In 1741 is er vuurwerk gegooid op
het saterdags martvelt omstreeks 11 uur in de avond. Het was een slang of poffer dien een grooten slag gaf. Ze zoeken de
schuldige.
Zo blijven er incidenten plaatsvinden in Tilburg. Soms om economische redenen (broodprijs), soms omdat de jeugd zich verveeld en gaat gooien naar openbare gebouwen.
Wat dat betreft is er bar weinig veranderd in al die eeuwen.

