dinsdag 25 maart 2025

Drankvoorraad in het huis de Ploegh

Uitsnede met het huis de ploegh aan de Markt, met koets voor de deur 1742
(coll. RA Tilburg foto 27817)

Hans Jochem Weijdemans is sinds 1708 eigenaar van het huis de Ploegh. Na zijn overlijden in 1723 wordt zijn nalatenschap verdeeld onder zijn drie dochters: Cornelia, Anna en Maria. 
Marie trouwt op 30 oktober 1719 met Gerit de Jongh uit het Belgische Poppel. Het echtpaar krijgt vier kinderen waarvan er drie jong overlijden. Alleen zoon Jan Baptist blijft in leven. 
Op 18 januari 1732 overlijdt Gerit de Jong.

Maria blijft niet bij de pakken neerzitten en vindt al snel een nieuwe partner. Dat is Ludovicus Frans Jozef Colijn (of Colin). Ludovicus is geboren omstreeks 1709 in het Duitse Anholt. Zijn moeder Ursula is nog in leven en geeft haar toestemming voor het huwelijk.

Op 29 november 1732 gaan de aanstaande echtelieden in ondertrouw voor de schepenbank in Tilburg. Omdat er een zoon is uit het eerste huwelijk van Maria moet er een opgave gemaakt worden van de bezittingen van Maria, een inventaris, voordat zij zich opnieuw kan verbinden met een nieuwe partner.

Die inventaris was noodzakelijk omdat het erfdeel van de zoon gebruikt moet worden voor de opvoeding totdat hij ging trouwen of meerderjarig was. Dit om te voorkomen dat in het nieuwe huwelijk onzorgvuldig met het erfdeel werd omgesprongen. De aangestelde voogden over Jan Baptist, zijn ooms Laurens Hosemans en Willem de Jong, hielden toezicht op de uitgaven en moesten daar ook verantwoording over afleggen.

Daarom gaat Maria naar de schepenen van Tilburg en Goirle om met hen de inventaris op te maken. Het is een lijvig document geworden.
Dergelijke inventarissen beschrijven kamer voor kamer in een huis met de inboedel in iedere kamer. 
Dat het niet een gewoon huis was, maar meer wegheeft van een herberg, komt in deze opsomming niet tot uitdrukking in de namen van de verschillende ruimtes, maar weer wel aan de hoeveelheid kommen, schotels, borden, servetten, bedden en beddegoed. Misschien was het huis meer een klein hotel dan een herberg waar je kon gaan zitten eten en drinken. In de bronnen heet het consequent een huis.

Ik ga niet de hele inboedel beschrijven, dat voert te ver, maar ik pak er een paar elementen uit.
De eerste ruimte is de achterkamer. Daarin bevinden zich: 
drie Ledekanten, drie bedden en ses wolle deeckens; (een ledikant is onderdeel van een bed, de ombouw)
twee taeffelt en aght stoelen; 
ses cleijne portretjes gepaert;
een groote taeffel;
een schilderij; 
een spiegel; 
een schoorsteencleet; 
een banck en een kapstock.

In de keuken staan spullen in hoeveelheden die voor een gewoon huishouden overbodig lijken zoals: eenendartig tinne schottelen groot en kleijn; 
twee schenckborden met tweeensestig tinne borden; 
drie tinne kommen, met drie tinne treckpotten; 
drie maaten, een tinne peperbus met een mosterpot; 
een soutvat, seeve waterpotten;
item een lampet met twintig pinten en drie kannen
seeve blauwe schottelen een taertpan met een scheel;
twee koopere scheelen, twee casterolle mete drie pasteijoannekens;
een groot confoor met vijff kleijne koopere, en drie ijsere konfoortjes;
item nege kandelaers drie koffijkeetels, 4 koopere, en een tinne koffij kan;
twee koopere lampen, ses snuiters (smitters?), drie koopere schuijnspaene, een groote timme sopleepel, met een tenne machine om twee fleskens met olij en asijn in te setten;
(...)
een blecke spoelback, en een houte met een houten bacxken om glaesen in te setten

Behoorlijk wat zilverwerk:
item twaelff silvere leepels, twaelff silvere vorken, een silvere soutvat, een silvere mostertpot, een sulvere peperbus met een silverev claetera(?)
veertig paer slaeplakens

Elders staan aghtien paer sloopen vermeldt, en nog een paar ledikanten, bedden en twee keer een pavillioen, dat zijn beddehemels.

Voorraad fa. André Kerstens (coll. RA Tilburg foto 40328)
Tot slot de drankvoorraad: 
Inde kelder
een half oxhoofd rooije wijne (een okshoofd was 232 liter)
een half aam france wijne (een aam was 155 liter)
een en een half ancker rijnse weijne (een anker was ca. 38 liter)
een half ancker jenever
vierenwtintig flessen bourgoigne wijne
vijff tonnen bier
een kooperen tregter en een aker
een pijpenijsere
eenige quaede vaten en rommelderije

De uitbaters van de Ploegh leverden zeer regelmatig de drank bij de vergaderinggen van het dorpsbestuur en dat zien we terug in de dorpsrekeningen. De voorraad wijn en bier was daarom niet overbodig!

De schulden staan ook in deze inventaris, zowel de te innen schulden als de te betalen schulden. Bij de te innen schulden gaat het voornamelijk om openstaande rekeningen van klanten of mensen die drank gehaald hebben. Bij de schulden staan, niet verbazingwekkend de leveranciers van de wijnen en het bier. De administratie werd goed bijgehouden maar je mocht als klant je schulden wel op de lat laten schrijven.
Zo stond er nog een schuld open van 92 gulden en 6 stuivers bij mijnheer Noorbergen en Cornelis de Cort had nog 63 gulden 9 stuivers te vorderen 'wegens geleverde wijnen'. Er waren nog meer leverancies zoals Ben die nog 29 gulden 6 stuivers tegoed had Van Meegen kreeg nog 36 gulden 17 stuivers.

Nu kan het huwelijk tussen Maria en Ludovicus doorgaan en het wordt voltrokken in Tilburg op woensdag 24 december 1732.

Links de Ploegh aan de Markt in 1860 (privé collectie auteur)
In 1781 kreeg de Ploegh de status van pleisterplaats voor de wagendienst tussen 's-Hertogenbosch en Breda. Vanuit Breda en 's-Hertogenbosch vertrok een zespersoons postwagen die bij de herberg van Colin stopten en weer terug reden. Daar stapten de passagiers over en werden goederen gelost of overgedragen.

Het huis de Ploegh lag op de hoek van de Heuvelstraat en de Markt. Van ouds heette dat huis de Ploegh, maar de naam is in de 18de eeuw gewijzigd in de drie swaenkens
In de inventaris wordt vanzelfsprekend ook het vastgoed beschreven en daar staat dat mooi omschreven: eene huijsinge schuer en hoff gestaen ende gelegen binnen de heerlijckheijt van tilborg aende kerck, daer van oudts uijt heeft gehangen de ploeg en nu de drie swaenkens ...
Deze beschrijving toont aan dat er een uithangbord heeft gehangen met de naam van het huis.

Nieuw pand hoek Markt en Heuvelstraat 1905 (coll RA Tilburg foto 1835)

Het pand stond er al in de 17de eeuw en bleef in gebruik tot in het begin van de 20ste eeuw. Toen is het gesloopt en kwam er een  prachtig nieuw beeldbepalend pand te staan, helemaal in de stijl van die tijd. De foto is uit 1905 en toont het pand vlak na voltooing.

Het pand heeft opnieuw een eeuwwisseling overleefd.  
Tegenwoordig zit in dit pand Bagel & Beans. 
Het uiterlijk van het gebouw is (helaas) gewijzigd waardoor de grote glas-in-lood ramen zijn vervangen door kleinere ramen en bakstenen.






vrijdag 7 maart 2025

Valse honden in 18de eeuws Tilburg

Afgelopen weekend las ik een artikel over een pittbul die zijn baasje zo had gebeten dat die hem doodstak. Helaas is dit niet een opzich zelf staand verhaal. De afgelopen jaren zijn er meerder incidenten geweest met honden die kinderen en volwassenen gebeten hebben. Het blijkt dat dit al een probleem is dat vele eeuwen voorkomt. Zolang er honden zijn, komen dit soort incidenten voor.
[Bron: https://nos.nl/artikel/2557903-man-steekt-zijn-hond-dood-bij-bijtaanval-in-eigen-woning]


Bij het doornemen van de serie resoluties vanhet Tilburgse dorpsbestuur uit de 18de eeuw kwam ik enkele keren dergelijke voorvallen tegen.

Het dorpsbestuur hoort inwoners praten over 'doggen' en 'bulhonden' die zich dermate misdragen dat de drosaard en schepenen zich genoodzaakt zien om drastische maatregelen te nemen. Doggen of bulhonden staan op Wikipedia omschreven als honden met een breed en vlak hoofd met een stompe, soms verkorte, snuit en een relatief zwaar lichaam. Het zijn honden soals een pitbull, maar er zijn meerdere variaties, ook in formaat. In een uitgave uit 1860 geschreven door Prof. H. Schlegel en getiteld De Dieren van Nederland, staat onder het hoofdstuk De Hond: BULHONDEN, met eenen dikken kop en korte ooren. (p. 108). Een dergelijke hond bewaakte het erf van een huis of boerderij zoals dergelijke honden eeuwenlang zijn gebruikt. 

Op 18 juni 1731 bespreekt het dorpsbestuur klachten die zijn binnengekomen over 'doggen ofte bulhonden'. Ondanks eerdere publicaties (die ik vooralsnog niet heb gevonden) komt het nog steeds voor dat dergelijke honden mense bij dagen en savonts aenvallen en haer en haeren bij hebbende honden bijten en grooten schrick aenjaegen. Daarom stellen ze opnieuw een publicatie die de eigenaren van dergelijke honden opdraagt die honden wegh te doen, off op haere plaetsen vast te leggen. Op die manier kunnen de straeten voor een ieder veijlig moogen worden gebruijckt. De boete op overtreding van deze maatregel bedraagt vijf gouden realen voor iedere hond die in overtreding is.
[Bron: 3/6 resoluties 1725-1738 scan 102]

Zoals zo vaak is een dergelijke maatregel niet afdoende om het gedrag van mensen (en dieren) te veranderen. Op 1 november komt het opnieuw ter sprake. De klachten houden aan en dat vraagt om draconische maatregelen. De tekst van de publicatie is inmiddels aangepast. De honden terroriseren de Tilburgers door de menschen op publique straeten met gewelt en  groote boodheijt aen (te) vallen, omver rucken, beijten, quetsen ende kleeren tot stucken  van't lijff rucken.... De maat is vol. 

De vorster wordt opgedragen sig al omme te vervoegen aende persoonen die sulexke quaetaerdige doggen en bul honden houden en hen uijt naem vande regering ordonneeren die honden binnen den tijd van twee uren wegh te doen. De honden moeten voor haere deuren opde straeten om ver te schieten. Vervolgens krijgen ze een boete die dient om de schaade aende luijden toegebragt, te betalen, en anders bij de schepenbank 'in reghte aende selve verder te verhalen. [Bron 3/6 resoluties 1725-1738 scan 128-129]

In een dagboek van Jacob van Lennep beschrijft hij een reis door Nederland, voornamelijk te voet. In dat dagboek vermeldt hij dat het reizen wordt bemoeilijkt door de slechte wegen, maar ook door de "bulhonden", zoals van Lennep ze noemt, die de voetganger op zijn weg tegenkomt. "Zeer bevreesde ons een grote bulhond, die aan de deur gezeten was van een bruggetje, dat op enen boerenweí geleidde; terwijl het daarbij gezetopschriít: wacht U voor den hond. Toen bestonden dergelijke borden dus ook al en een gewaarschuwd mens telt voor twee!
Ik vond deze passage online in een aflevering van het tijdschrift Baerne, Tijdschrift van de Historische Kring Baerne.

Hondsdolheid of Rabiës kwam vanzelfsprekend ook voor en als die ziekte bij een hond werd geconstateerd dan ging het er ook niet bepaald zachtzinnig aan toe.

In 1737 was er op 20 juli een rasende hont in het Groeseind, aan de Veldhoven, bij de Kasteelhoeven  en aan het Haringseind te keer gegeaan. De regenten wisten niet of die hond ook op andere plaatsen in het dorp had toegeslagen. Het dorpsbestuur besloot in haar wijsheid dat alle inwoners die kennis hadden van het feit dat hun hond was gebeten door die hond, of daar aan twijfelden, ten spoedigste sullen hebben doot te schieten of doot laten slaan. Zij die daar geen gehoor aan geven moeten opdraaien voor schade aan mensen en vee dat door hun nalatigheid wordt veroorzaakt.
[Bron: 3/7 resolutie 1738-1750/scan 15]

Het waren andere tijden, met andere zeden en gewoonten. We moeten hierbij niet vergeten dat er op dat moment in de geschiedenis geen medicijn of behandeling was tegen hondsdolheid. Het was een reëel gevaar voor mens en dier dat je een vreselijke dood zou sterven aan de gevolgen van een beet door een dolle hond of een ander besmet dier.

Overigens was er in het dorp De Bilt een drankje ontwikkeld dat zou helpen tegen hondsdolheid. Er staat een mooi artikel online die daar over verteld. Er waren meerdere drankjes die als remedie werden verkocht. Hoewel er, ik zou bijna zeggen natuurlijk, geloof werd gehecht aan de werking van dergelijke drankjes, waren het in de regel kwakzalverpraktijken met een goede pers. Lees meer online.