zondag 22 april 2012

Avondje casino

De jaarlijkse traditie heeft weer plaats gevonden. Op uitnodiging van Pieter gingen we in gezelschap van onze wederhelften een avond naar Holland Casino Scheveningen. We werden om half acht verwacht. De gastheer was aan de late kant, maar de medewerkers van het casino trokken zich daar weinig van aan en begeleidden ons stapje voor stapje naar wat ons te wachten stond.

Jaren geleden zijn L. en ik wel eens in het casino in Breda geweest en iets minder lang geleden werd mij de toegang geweigerd in het casino in Nijmegen vanwege mijn schoeisel. De regels zijn inmiddels versoepeld en de kledingvoorschriften zijn eigenlijk minimaal. Toen de scheur in de spijkerbroek deel uitmaakte van designerjeans die een gewone sterveling nauwelijks kon betalen en de sneaker eveneens een prijssprong had gemaakt viel niet langer vol te houden dat je met die kleding aan mogelijk minder geld op zak had. Uiteindelijk wil een casino kapitaalkrachtige klanten die niet op een scheur meer of minder in de broek hoeven te kijken. Wij waren nog niet helemaal van die nieuwe regels op de hoogte en ik verscheen dan ook in pak.

Onze vaste begeleider heette William, een vlotte knaap die blackjack croupier was. Hij leidde ons door het gebouw, wees waar welke apparaten stonden en welke mogelijkheden er waren en zette ons uiteindelijk aan een black jack tafel. Daar leerde hij ons in kort bestek de ins and outs van het blackjackspel. Wij hadden in de voorbereiding het overbekende 21en nog eens besproken. Hoewel blackjack daar wel enigszins op lijkt, je moet in beide spellen 21 halen om zeker te zijn van winst, is het spel toch anders. Met nepgeld gingen we aan de slag en leerden spelenderwijs hoe we het minst konden verliezen op een avond. Want daarover waren wij het meteen eens: er is maar één winnaar aan het eind van elke avond casino.

Ondertussen was de bestelling opgenomen voor het diner dat zou volgen na deze uitleg. We begaven ons naar een verdieping lager en schoven aan. Het eten was voortreffelijk en de ambiance prima. Iets na elf uur kwamen we van tafel en gingen op zoek naar de ultieme winst. Ik heb wat rondgelopen en gekeken bij een roulettetafel. Het blijft me toch verbazen dat er elke ronde opnieuw een behoorlijke stapel fiches naar de bank schuift. Iedereen weet dat gokken verslavend kan zijn en als je eenmaal verliest heeft een speler de neiging om met wat meer risico het verloren bedrag weer terug te winnen. Soms lukt dat, maar meestal niet.

Het valt op dat de digitale revolutie ook in het casino de macht heeft overgenomen. Steeds meer apparaten die piepen in plaats van kraken en waar je op een knop drukt in plaats van een hendel overhaalt. Zelfs de roulette in de klassieke vorm gaat langzaam over op een digitale vorm met een spelleider met headset. Mij trok dat niet zo aan hoewel je als toeschouwer het alleen observeert. Het gokelement, waar het uiteindelijk voor de spelers om draait, blijft natuurlijk hetzelfde.

Daarna voegde ik me weer bij de rest van ons gezelschap dat meteen de blackjacktafel op had gezocht met de laagste inleg: 10 euro per box. Toch een aardig bedrag. We hadden wat speelgeld gekregen van Pieter en nog wat van het casino. Dat bleek niet genoeg om de avond met winst af te sluiten. De glimmende oogjes beloofden niet veel goeds voor de financiële positie van het huishoudgeld. De meesten wisten zich te beheersen en nadat het gratis geld op was, investeerde alleen L. nog in extra fiches. Dat bleek uiteindelijk een goede gok. Bij blackjack kreeg ze grip op het spel en de kaarten en sloot de avond af met 75 euro winst. De vrouw van Pieter won ook een kleine bedrag.

De gedroomde miljoenenwinst was er niet dus gaan we maandag gewoon weer aan het werk.

Wel een heerlijke avond gehad!

zaterdag 21 april 2012

David van Reybrouck - Congo

Over dit boek had ik een aantal goede verhalen gehoord. Het is een behoorlijk pil maar Sinterklaas was me welgezind en dus kreeg ik het in handen. In 2012 ben ik begonnen met lezen. Dat is inmiddels bijna vier maanden geleden. Het is een dik boek, maaar niet dik genoeg om iemand vier maanden bezig te houden ook al lees ik maar een half uurtje per dag. Deze lange inleiding dient er alleen toe om aan te geven dat het moeilijk was om het boek uit te lezen.

Is het een slecht boek of vervelend om te lezen? Nee, het is interessant. Het heeft mij veel geleerd over de privékolonie van de koning van België. Het is dan ook vooral die "oude" geschiedenis die buitengewoon leerzaam en interessant was. De vroeg-koloniale geschiedenis van een enorm stuk Afrika. De rol die Congo gespeeld heeft in beide wereldoorlogen door de enorme rijjkdom aan relevante grondstoffen was mij onbekend. Het verklaart volkomen de grote interesse die de wereldmachten in de loop van de 20ste eeuw hebben gekregen in dat land. In deze tijd van microprocessor en digitale revolutie is het opnieuw Congo dat de grondstoffen levert. De machthebbers van Congo maakten gebruik van die rijkdom aan delfstoffen.

Vreselijk dat diezelfde rijkdom de oorzaak is van al het slechte dat het land in de loop van de afgelopen anderhalve eeuw is overkomen. Geld en macht zijn niet de dingen die het beste in mensen naar boven halen. Er is een tijd geweest dat ik met graagte las over inhalige types die de arme arbeider en onschuldige inwoners van landen het vel over de oren trokken. Nu kan ik daar nauwelijks meer over lezen. Omdat ik weet dat het een onuitroeibare eigenschap van mensen is: anderen misbruiken om er zelf beter van te worden. Dat heet soms opportunisme, soms vooruitgang, soms machtsmisbruik, soms zelfverrijking. Graaiers in de terminologie van onze tijd.

Dit boek zit vol met graaiers en hun slachtoffers. De slachtoffers maakten vaak deel uit van het systeem dat de graaiers bedachten. Zij moesten de kastanjes uit het vuur halen. Punt.
Ik weet dat dit heel erg smaakt naar cultuurpessimisme. Misschien ben ik dat ook wel maar verberg ik het graag onder een dikke laag optimisme. Van dat laatste krijg je in ieder geval meer energie dan van het eerste.

Naarmate het boek vordert wordt het misbruik erger en erger. Waarschijnlijk ook omdat er steeds meer bekend is. Op een gegeven moment kon het me eigenlijk niet meer boeien welke bevolkingsgroep of welk buurland welk deel van het land probeerde onder controle probeerde te brengen ten koste van gruwelijke wreedheden. Het was daarom een hele opgave om het boek uit te lezen. Ik heb het gedaan, maar met grote moeite. Het luchtte me op dat ik niet meer hoefde.

Een potentieel rijk en welvarend land is tientallen jaren gebruikt voor zelfverrijking van een elite en een aantal multinationals. What else is new?

Alle lof voor de schrijver die deze prachtige en tegelijk ellendige geschiedenis heeft vastgelegd aan de hand van vele interviews. Die verhalen van ooggetuigen maken het boek bijzonder omdat het herkenbaar is. Herkenbaar van beelden op televisie.
De conclusie luidt: lezen. Leerzaam, interessant en confronterend ontluisterend. Afrika.

zondag 15 april 2012

Een slagerij bouwen in 1905

Mijn grootvader Bernardus de Brouwer (2 maart 1878 - 29 januari 1961) koos een ander beroep dan zijn broers en zuster. Die gingen als arbeider aan de slag in verschillende bedrijven in Tilburg of gingen de horeca in. Bernard de Brouwer koos voor het beroep van slager.

Zijn opleiding kreeg hij bij diverse slagers in de omgeving. Hij vertrok op 26 februari 1897, 19 jaar oud, naar Dongen. Daar staat hij ingeschreven vanaf 29 maart 1898 bij slachter Wilhelmus van der Put. Die had zijn winkel op de Hoge Ham. In het bevolkingsregister van Dongen staat geen beroep bij de inschrijving van Bernard de Brouwer. Van Dongen vertrok hij naar Oisterwijk op 20 december 1899. Daar woonde hij bij slager Johannes van Beugen op het Kerkeind. Hier staat zijn beroep wel vermeldt: slager. Blijkbaar had hij al genoeg ervaring om die beroepsnaam te mogen dragen. Op 4 april 1900 ging terug naar zijn vader in Tilburg. In Tilburg werkte hij een tijdlang bij slager Herculeijns.

Toen het tijd werd om op eigen benen te staan wilde hij een eigen slagerij starten. of dat zijn eigen initiatief was of dat hij geïnspireerd was door zijn aanstaande vrouw is niet bekend. Uit de overlevering is wel bekend dat mijn opa geen zakenman was. Een prima slager, maar slecht in het tevreden houden van de klant. Zijn vrouw was daar veel beter in en samen vormden ze daarom een prima stel.

Johannes Cornelis de Brouwer
Johannes Cornelis de Brouwer.

Hoe nu verder? Een eigen slagerij starten was geen sinecure. Mijn voorouders waren geen kapitaalkrachtige mensen en het kopen van een pand vereiste wel geld. Mijn opa had geen eigen middelen en moest een beroep doen op het gezinskapitaal. Hoe dat precies is gelopen, dat weet ik niet. Uit de documenten wordt wel enigszins duidelijk dat het gezin van mijn overgrootvader Johannes Cornelis de Brouwer de kosten moest opbrengen. Mijn opa was derde in de rij kinderen. De meesten woonden nog thuis. Mogelijk dat hun gezamenlijke inkomen de noodzakelijke zekerheid bood om het riciso te dekken.

In 1904 moet het plan om een eigen slagerij te gaan bouwen zijn ontstaan. Op 17 januari 1905 verklaarde P.J. Jongbloets, agent in assurantieën, dat hij had verkocht aan Jan de Brouwer (...) een bouwterrein hoek Tuin en Telephoonstraat, voor een bedrag van 2400 gulden. Het daadwerkelijke transport moest plaats vinden voor of op 15 februari van dat jaar. Het was Johannes Cornelis de Brouwer die de grond kocht en daarmee opdraaide voor de kosten. Het transport vond plaats op 13 februari. De koopsom bedroeg echter slechts 1950 gulden. Waarom dat verschil? In de koopakte staat een voorwaarde genoemd, namelijk dat de nieuwe eigenaar op het perceel de eerste 50 jaar geen koffiehuis of herberg mochten beginnen. Gebeurde dat toch dan moeten ze de verkoper alsnog 500 gulden betalen. Deze voorwaarde komt ongetwijfeld voort uit het feit dat de verkoper, Jongbloets, zijn eigen huis had gebouwd naast het verkochte perceel. Hij had geen behoefte aan rumoerige buren.

Kwitantie
Kwitantie voor Johannes Cornelis De Brouwer. 1905.


Het terrein waar deze bouwgrond lag maakte deel uit van de Heuvelse Akkers, een landbouwgebied dat na de komst van het station in 1863 geleidelijkaan is volgebouwd. De bebouwing vond plaats deel uit particulier initiatief en deels geleid vanuit de gemeente Tilburg. Ik heb er 1991 een artikel over geschreven samen met Joost van Hest.
Deze bouwgrond maakte eerder deel uit van de siertuin die hoorde bij de villa van fabrikant Bogaers aan de Willem II-straat. Het was zo'n beetje het laatste perceel in het hele gebied dat nog leeg was. Dus mijn opa koos een prima plaats in deze "nieuwbouwwijk", nieuw publiek met een zeker welstand. Dat bood voldoende perspectief maar betekende ook dat je een klantenkring moest opbouwen.

Blauwdruk Tuinstraat 58
Blauwdruk van het pand dat mijn opa liet bouwen. 1905.

De grond was aangekocht, nu nog een slagerij, rokerij en woonhuis erop. Dat kostte opnieuw geld. Deze keer moest het geld ergens anders vandaan komen, maar het bleef nog steeds binnen de familie. Adrianus J.F. de Brouwer, onderwijzer, en neef (oomzegger) van Johannes Cornelis de Brouwer, financierde de bouw. Voor notaris Vroemen in Udenhout werd dat geformaliseerd op 23 augustus 1905. De lening bedroeg 4200 gulden. Het bouwterrein aan de Tuinstraat diende als onderpand. De rente op de lening bedroeg 4,25%.
Een andere hindernis was de vergunning. Niet alleen de bouwvergunning, maar ook de vergunning om een slagerij en rokerij te mogen oprichten en het bedrijf te mogen uitoefenen. De ambtelijke molen draaide zoals het hoorde en de toestemming verkreeg mijn opa op 16 september 1905. Elf dagen later trad hij in het huwelijk met Elisabeth Hovers.

Deuropening Tuinstraat 1958
Mijn vader en mijn oma in de deuropening van de slagerij met een beetje inkijk in de winkel. 1933.


Het woonhuis met slagerij en rokerij had een verdieping! Mijn vader sprak steeds van die verdieping omdat dat in de overlevering van de familie iets bijzonders was. Voor Tilburg was dat ook bijzonder, maar het was een voorwaarde om in dit nieuwe woongebied te mogen bouwen. Het pand staat er nog steeds maar een slagerij zit er tientallen jaren niet meer in.

Voorwaarde voor de geldlening was een verzekering. Johannes Cornelis de Brouwer sloot als eigenaar een verzekering af voor 5000 gulden op het nieuwe pand. Eigenlijk zijn het twee panden, het winkel-woonhuis en de slagerij die los van het huis stond. Het winkel-woonhuis was verzekerd voor 4500 gulden en de slagerij voor 500 gulden. Beide bedragen werden in 1919 verhoogd tot respectievelijk 9000 en 1000 gulden. Een verdubbeling dus. De premie bedroeg vanaf die datum fl. 10,50. In 1921 nam Bernard de Brouwer het eigendom over en daarmee moest de polis door hem worden overgenomen. Opnieuw werd de waarde van beide panden verhoogd, nu tot 13000 gulden voor winkel-woonuis en 2500 gulden voor de slagerij. Daardoor was de waarde van het pand in 16 jaar tijd meer dan verdrievoudigd.
BCJ de Brouwer, zoon Frans en een prijskoe
Bernard de Brouwer (rechts), zoon Frans (voorgrond) en een prijs(?)koe. ca. 1920.

Bernard de Brouwer had zelf een inboedelverzekering afgesloten voor deze panden op 26 februari 1906. De polis liep bij dezelfde maatschappij: de BrandverzekeringsMaatschappij Holland. Pikant detail: de verkoper van de grond, Jongbloets, was de vertegenwoordiger van deze verzekeringsmaatschappij. De inboedel bestond uit een waarde van 5 gulden voor boeken, 50 gulden voor juwelen e.d., 200 gulden beddegoed etc. De inboedel van de slagerij bestond o.a. uit 200 gulden voor slagersgereedschappen. De totale verzekerde waarde bedroeg 1450 gulden. De inboedelverzekering werd in 1921 verhoogd naar 7000 gulden en in 1929 tot maar liefst 9500 gulden. Slager de Brouwer raakte in goeden doen.

Bernard de Brouwer heeft tot na de Tweede Wereldoorlog de slagerij uitgebaat. Daarna nam zijn zoon Frans de zaak over.

zondag 8 april 2012

Leren moet anders

Dit soort video's zoals hieronder staat blijft mij fascineren. Het is en blijft een wereld in beweging en ondanks veel geluiden blijft het onderwijs gestoeld op de lesmethoden en indelingen die nog stammen uit het industriële tijdperk. De klassen geordend op leeftijd is daarvan wel het meest pregnante voorbeeld. Ik heb daar al een tijd geleden een filmpje over geuploaded op Archief 2.0. In dit weblog heb ik ook eerder over leren geblogd naar aanleiding van een filmpje van een presentatie (les) van Michael Wesch. Ik heb ooit de lerarenopleiding gevolgd en blijkbaar kruipt het bloed waar het niet gaan kan!

In onderstaand filmpje gaat Donald Clark in op (het gebrek aan) de toepassing van leerpsychologie in het onderwijs. Het gaat over nieuwe media en hij beweert dat de pioniers op het gebied van internet een grotere revolutie bewerkstelligd hebben in het onderwijs dan alle pedagogen bij elkaar.
Dat is een favoriet onderwerp van me: je kunt er wel voor gestudeerd hebben, maar dat betekent nog niet dat je tot veranderen, laat staan verbeteren, in staat bent. De wereld veranderd. Het is niet anders. Gebruik het en leer het te gebruiken. Niet voort blijven stuntelen op wat je 20 jaar geleden geleerd hebt, maar pas nieuwe mogelijkheden toe en ben adaptief bezig. Niet alles hoeft overboord, maar mix, meng, kom tot nieuwe wegen en use the best of both worlds. Dat betekent wel dat je niet mag verslappen of denken dat je de wijsheid in pacht heb. Blijf denken en blijf experimenteren. Of zoals Rob Coers het steeds opnieuw en eindeloos herhaald bij de cursus 23 (archief)dingen: blijf spelen! Ontdek.

Tot slot, voor de mensen die denken dat dit de zoveelste lofzang op de techniek is: hij laat opnieuw zien dat de jeugd van tegenwoordig meer tekst produceert dan wij tijdens onze middelbare schoolperiode. Ook leuk.

maandag 2 april 2012

Tante Regine aan het werk

In onderstaande tekst werk ik met links naar de documenten omdat het anders teveel plaatje en te weinig praatje is. Tis maar een weet voor de aandachtige lezer.

Ik heb tante Regine nauwelijks gekend als werkende vrouw. Ons leeftijdverschil maakte dat ik haar voornamelijk ken van na haar pensioengerechtigde leeftijd. Ze was wel een vrouw die veel las en goed op de hoogte was van het wel en wee in de wereld. Ze reisde ook regelmatig door Europa met de bus. Ze maakte daar in het begin ook uitgebreide verslagen van in typeschrfit. Of anderen uit het gezelschap schreven het verslag. Ik heb de fotoalbums al weggegooid. Je kunt niet alles bewaren! Zo had ze ook interesse in Esperanto. Daarvan bezat ze een map met lesmateriaal. Ja, ook weg.

Ze ontwikkelde zich tot een vrouw die zelfstandig was en haar eigen kost verdiende. Ze was aanvankelijk werkzaam op kantoor en later in het maatschappelijk werk en het Arbeidsbureau.

Ze heeft altijd ingewoond bij haar ouders, samen met haar jongere zuster Riet. Dat huis stond aanvankelijk in de Tuinstraat waar haar ouders een slagerij hadden op nummer 58. In augustus 1945 woonden haar ouders in de Willibrordusstraat 14, vlakbij de Lovense kerk. In 1967, na het overlijden van hun ouders, verhuisden mijn tantes naar Enschotsestraat 183 waar ze een leuke woning betrokken. Daar ben ik regelmatig op bezoek geweest en dat huis kan ik me ook nog herinneren.
Toen de jaren begonnen te tellen verhuisde ze met haar zuster naar een appartment in de Residence de Noordhoek. Gloednieuw appartement met uitzicht over een deel van Tilburg. Dicht bij het station met trein en bus begaven ze zich nog regelmaig onderweg naar de diverse familieleden die verspreid woonden.

Tante Regine heeft zich altijd ingezet voor de missie, net als haar zussen. Dat was er thuis waarschijnlijk met de paplepel ingegeven. Op verjaardagen kwamen ook altijd een paar paters op bezoek die ze op die manier kenden. Diverse foto's laten haar ook zien als ze bezig is met een groep, of ergens een bezoek bracht met een groep. Haar heerbroer Mathieu die in de missie werkte zal haar ongetwijfeld geïnspireerd hebben om dat werk te doen en zo de armen te helpen.

Tijdens haar verblijf op de kostschool in Geffen behaalde tante Regine haar typediploma. Volgens mij iets wat je niet standaard leerde als meisje. Op 11 jarige leeftijd typte zij 133 regels per uur op de Imperial Hammond met een Universal Key-Board. Zuster Moeder Bertine, hoofd van het pensionaat in Geffen, ondertekende mede het diploma van Instituut Pont. Blijkbaar zag tante Regine toekomst in een kantoor voor zichzelf want een jaar later behaalde ze bij hetzelfde instituut een Akte van Bekwaamheid als Kantoor-Stenograaf met een snelheid van 130 lettergrepen per minuut.

Vlak nadat ze voor de tweede keer terugkwam uit Dekkerswald in 1938 is tante Regine begonnen met het behalen van het Middenstandsdiploma Algemene Handelskennis. Dat diploma behaalde zij in november 1939, vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Twee jaar later, in oktober 1941, sloot ze een Ouderdomsverzekering af. De AOW bestond nog niet en om na je 65ste een inkomen te krijgen moest je een verzekering afsluiten.
Waarschijnlijk was ze toen al aan het werk bij haar achterneef Frans Hovers, eigenaar van een bouw- en werktuigkundig bureau in Tilburg, in de Tuinstraat 69, vlak bij haar ouderlijk huis. Ze ontving van hem een getuigschrift in februari 1944 waarin staat dat ze ongeveer twee jaar bij hem werkzaam was geweest. Tante Regine solliciteerde toen naar een functie op de afdeling Vrouwelijke Bemiddeling van het Arbeidsbureau in waarschijnlijk Waalwijk. Inmiddels was ze in december 1943 begonnen aan een cursus voor maatschappelijk werker aan de R.K. Leergangen in Tilburg. Deze cursus heeft ze niet succesvol afgesloten en ze stopte met de opleiding in 1948.

In 1962 werd een diploma verplicht en dat noodzaakte Tante Regine om op 55-jarige leeftijd alsnog een diploma te halen. Zij werkte toen bij het Gemeentelijk ArbeidsBureau in Waalwijk. Ze zond een verzoek aan het Bestuur van de Stichting voor Opleiding Tot Sociale Arbeid in Haarlem waar ze het Examen Middelbare Sociale Arbeid, Eerste Gedeelte, wilde doen. De rector van de Katholieke Leergangen, dhr. M. van Can nam een test af en beoordeelde tante Regine van een voldoend intellektueel niveau, om deel te namen aan dat examen. Ze legde dat examen met succes af op 16 april 1963. Haar cijferlijst heeft ze altijd bewaard. Iets om trots op te zijn!

Per 1 februari 1972 kreeg Tante Regine eervol ontslag. Zij was toen adjunct commies A in vaste dienst. Haar Ouderdomsverzekering uit 1941 was inmiddels niet meer nodig. Willem Drees had er voor gezorgd dat iedereen een vaste uitkering kreeg na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Tante Regine heeft dankbaar van de AOW gebruik gemaakt tot aan haar overlijden in 2001.